Franjo Kardinaal Seper - 20 oktober 1980
Tenslotte wordt nog een andere opwerping tegen het gebruik om kinderen te dopen gemaakt, omdat het naar men meent voortkomt uit een pastoraal welke de missionaire geest mist, waarbij het een grotere zorg is het Sacrament toe te dienen dan het geloof te wekken en de beleving van het Evangelie te bevorderen. Door dit gebruik te handhaven, zeggen zij, bezwijkt de Kerk voor de verleiding op het aantal te letten en de sociale positie in stand te houden; moedigt zij het vasthouden van een soort magisch begrip van de Sacramenten aan, terwijl het daarentegen haar taak is zich op de missionaire activiteit toe te leggen, het geloof van de Christenen tot volwassenheid te brengen, hun vrije en bewuste betrokkenheid te bevorderen en daarom in haar pastoraal betreffende de Sacramenten bepaalde fasen op te nemen.
Wat echter de bezorgdheid betreft om op het aantal te letten, is dit, mits goed verstaan, in plaats van een verleiding of een kwaad voor de Kerk, veeleer een plicht en een goed. Want de Kerk die door de heilige Paulus als 'lichaam' en 'volheid' van Christus wordt omschreven, Vgl. Ef. 1, 23 is het zichtbare Sacrament van Christus in de wereld; het is haar zending tot alle mensen de Sacramentele band uit te strekken, waarmee zij met haar verheerlijkte Heer wordt verenigd. Daarom kan zij niet anders dan wensen, dat het eerste en fundamentele Sacrament, dat het Doopsel is, aan allen, zowel kinderen als volwassenen, wordt toegediend.
Indien zo verstaan, wordt de praktijk kinderen het Doopsel toe te dienen echt evangelisch, daar zij immers getuigeniskracht heeft; want zij maakt duidelijk dat God ons voorkomt en zijn onverschuldigde liefde ons leven omgeeft: 'omdat niet wij God hebben liefgehad, maar omdat Hij ons heeft liefgehad ... Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad'. (1 Joh. 4, 10.19) Maar wat ook van de volwassenen wordt vereist om het Doopsel te ontvangen, Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 5-6. DH 1525-1526 Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 34.39. DH 1554.1559 het mag niet doen vergeten wat geschreven staat: 'Hij heeft ons gered, niet omdat wij iets goeds gedaan zouden hebben, maar alleen omdat Hij barmhartig is. Hij heeft ons gered door het bad van wedergeboorte en vernieuwing door de Heilige Geest'. (Tit. 3, 5)