
H. Ambrosius van Milaan - 1 januari 387
DE SACRAMENTIS Over de Sacramenten |
|||
► | Hoofdstuk III |
Wat zag u? Water, zeker, maar niet alleen water; u zag de diakens dienen, en de bisschop vragen stellen en zegenen. Ten eerste, de Apostel leerde u dat niet in aanmerking moesten worden genomen "hetgeen we zien, maar de dingen die we niet zien, want de dingen die we zien zijn tijdelijk, maar die we niet zien zijn eeuwig". En elders leest u: "De onzichtbare dingen van God, worden sinds de schepping van de wereld, begrepen door de dingen die zijn gemaakt; Zijn eeuwige kracht zowel als zijn Goddelijkheid worden beoordeeld naar Zijn werken". Daarom zegt de Heer zelf: "Als u mij niet gelooft, geloof dan ten minste de werken". Geloof dan dat de Godheid daar aanwezig is. Gelooft u de werking en niet in zijn aanwezigheid? Hoe zou de werking te voorschijn komen tenzij de aanwezigheid vooraf ging?
Bedenk echter hoe oud, de voorafschaduwing van het mysterie is, zelfs van het begin van de wereld. In het begin toen God hemel en aarde schiep, staat geschreven "dat de Geest over de wateren bewoog". Hij die bewoog over het water, werkte Hij dan niet over het water? Maar waarom zou ik zeggen 'werken'? Gezien zijn tegenwoordigheid bewoog Hij. Werkte Hij die bewoog dan niet? Zie dat Hij werkend was in het maken van de wereld zoals de profeet zegt: "Door het woord van de Heer zijn de Hemelen gemaakt, en al haar heerlijkheid door de geest van Zijn mond". Iedere verklaring berust op het getuigenis van de profeet, zowel dat Hij bewoog en dat Hij werkte. Mozes zegt dat Hij bewoog, David verklaart dat Hij werkte.
Neem een ander getuigenis. Alle vlees is vergankelijk door zijn ongerechtigheden. "Mijn Geest", zegt God" zal niet op de mens blijven, want zij zijn vlees". Waarmee God toont dat de genade van de Geest zich terugtrekt door vleselijke onreinheid en door de verontreiniging van zware zonde. Waarop God gewillig om te herstellen hetgeen ontbreekt, de zondvloed stuurt en slechts Noe verzoekt om in de Ark te gaan. En hij nadat de vloed voorbij was, liet een raaf uitvliegen die niet terug kwam, daarna een duif die terugkwam met een olijftak. U ziet het water, u ziet het hout (van de ark), u ziet de duif en aarzelt u nog ten opzichte van het mysterie?
Het water dus, daarin wordt het vlees gedoopt, zodat alle vleselijke zonden afgewassen worden. Alle verdorvenheid is daar begraven. Het hout is datgene waarop de Heer Jezus werd vastgemaakt toen Hij voor ons leed. De duif is de vorm waarin de Heilige Geest neerdaalde, zo leest u in het Nieuwe Testament, Die u vervult met vrede in de ziel en rust in gedachten. De raaf is het beeld van de zonde, die weggaat en niet terug keert, net als bij u als u innerlijk en uiterlijk de gerechtigheid behoudt.
Er is een derde getuigen, zoals de Apostel ons leert: 'De vaderen waren allen onder de wolk en trokken door de zee, en allen waren gedoopt in Mozes, in de wolk en in de zee.' En verder zegt Mozes zelf in zijn lied: 'U zendt uw Geest en de zee bedekte hen.' U ziet dat toen al de heilige doop voorafgebeeld werd in dit gedeelte over de Hebreeën, waarbij de Egytenaren ten ondergingen, en de Hebreeën ontkwamen. Want wat wordt ons anders dagelijks geleerd in dit sacrament dan dat schuld wordt weggenomen en fouten uitgewist, maar dat deugd en onschuld ongeschonden blijven?
U hoort dat onze vaderen onder de wolk waren, een vriendelijke wolk, die de vleselijke hartstochten bekoeld. Deze vriendelijke wolkoverschaduwt degenen die de Heilige Geest een bezoek brengt. Ten slotte kwam Hij over de Maagd Maria, en de Kracht van de Allerhoogste overschaduwde haar, toen zij de Verlossing voor het menselijk geslacht ontving. En dat wonder was als voorafschaduwing door Mozes uitgevoerd. Als de Geest dan aanwezig was in het beeld, is Hij dan niet aanwezig in het werkelijke, daar de Schrift ons zegt: 'Want de wet is gegeven door Mozes, maar genade en waarheid zijn geworden door Jezus Christus.
Mara was een bron van zeer bitter water: Mozes gooit er hout in en het wordt zoet. Want water zonder de prediking van het kruis van Christus is tevergeefs voor de toekomstige redding, maar nadat het water is geconsacreerd door het mysterie van het reddende kruis, wordt het bruikbaar om toe te passen voor de geestelijke bedekking en de beker der redding. Net als Mozes dan als profeet het hout in de bron gooit, zo doet ook de priester die over het doopvont het kruis van de Heer proclameert waardoor het water zoet wordt ten behoeve van de genade.
U moet dus niet geheel op uw fysieke ogen vertrouwen; hetgeen dat niet gezien wordt is eigenlijk werkelijk aanwezig, want het object van het zicht is vergankelijk, maar het andere dat niet gezien wordt met het oog, is eeuwig, onderscheiden door de rede en de geest.
Ten slotte, laat de lessen onlangs met u doorgenomen vanuit de Koningen u onderwijzen. Naaman de Syriër, die melaats was, kon door niemand worden genezen. Een meisje van de ballingen verteld dat er in Israël een profeet is, die hem zou kunnen genezen van de onreinheid van de melaatsheid. Er is verteld dat hij zilver en goud meenam en naar de koning van Israel vertrok. En deze toen hij van zijn komst hoorde, zijn kleren scheurde, zeggend dat er een aanleiding gezocht werd tegen hem, omdat er dingen van hem werden gevraagd die niet in de macht van koningen liggen. Elisa echter stuurde de koning bericht, dat hij de Syriër naar hem moest sturen, zodat deze zou weten dat er een God is in Israël. En toen hij kwam, gebood hij hem zich zeven keer onder te dompelen in de rivier de Jordaan.
Toen begon hij te redeneren dat hij betere wateren in zijn eigen land had, waarin hij zich vaak gebaad had, zonder gereinigd te worden van zijn melaatsheid; dit bedenkend negeerde hij het bevel van de profeet, maar op het advies en door de overreding van zijn bedienden, gaf hij zich gewonnen en doopte zich onder. En na direct genezen te zijn, begreep hij dat men niet door het water, maar door de genade genezen wordt.
Begrijp nu wie dit jonge meisje van de ballingen is. Zij is de Kerk van God, de verzameling uit de Heidenen bijeenvergaderd, die van ouds door de zonden gevangen gehouden werden, want voorheen bezaten zij niet de vrijheid van de genade. Door de aanwijzingen van de genade hoorden die dwaze volken van de Heidenen het woord van de profetie, want tot dan toe waren zij in onzekerheid. Later echter toen zij geloofden dat dit gehoorzaamd moest worden, werden zij van iedere verontreiniging van de zonde gewassen. Zeker twijfelde hij voordat hij genezen werd; u bent al genezen, en behoord daarom niet te twijfelen.