H. DOMINICUS GUZMAN
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Audiëntie)
Paus Benedictus XVI -
3 februari 2010
Geliefde broeders en zusters,
Paus Benedictus XVI - Audiëntie
H. Franciscus van Assisi
(27 januari 2010) en vandaag zou ik u over een andere heilige willen spreken die in dezelfde tijd een fundamentele bijdrage geleverd heeft tot de vernieuwing van de Kerk in zijn tijd. Het betreft de heilige Dominicus, stichter van de Orde der Predikheren, ook gekend onder de naam Dominicanen.
Zijn opvolger aan het hoofd van de Orde, de heilige Jordanus van Saksen, geeft van de heilige Dominicus een volledig portret in de tekst van een bekend gebed: “Door Gods ijver en bovennatuurlijke geestdrift ontbrand, hebt gij u door uw eindeloze liefde, de vurige ijver van uw onstuimige geest en de eeuwige gelofte van armoede geheel gewijd aan apostolische observantie en evangelische verkondiging”. Het is juist deze fundamentele trek van Dominicus’ getuigenis die benadrukt wordt: hij sprak steeds met God en over God. In het leven van de heiligen gaan liefde voor de Heer en de naaste, het zoeken van Gods eer en het heil van de zielen altijd samen.
Dominicus werd rond 1170 in Spanje, in Caleruega, geboren. Hij behoorde tot een adellijke familie uit het Oude Kastilië, en met de steun van een nonkel priester kreeg hij zijn opleiding in een bekende school van Palencia. Hij onderscheidde zich onmiddellijk door zijn interesse voor de studie van de Heilige Schrift en zijn liefde voor de armen, zodanig dat hij zijn boeken verkocht, wat in die tijd een bezit van grote waarde was, om met het geld dat ze hem opbrachten, de slachtoffers van een hongersnood te hulp te komen.
Na zijn priesterwijding werd hij tot kanunnik verkozen van het kapittel van de kathedraal in het bisdom Osma waar hij geboren werd. Al kon deze benoeming voor hem een reden zijn tot aanzien in de Kerk en de samenleving, toch begreep hij dit niet als een persoonlijk voorrecht noch als de start van een briljante loopbaan in de Kerk, maar als een dienst die hij met toewijding en nederigheid te verlenen had. Is de bekoring van een carrière niet een bekoring waarvan zelfs zij die in de Kerk een rol vervullen van bedrijvigheid of bestuur, niet verschoond zijn? Daaraan heb ik enkele maanden geleden herinnerd bij de wijding van enkele bisschoppen: “Laat ons geen macht zoeken, aanzien, achting voor onszelf ... Wij weten dat in de burgerlijke samenleving en dikwijls zelfs in de Kerk, de zaken lijden onder het feit dat vele mensen aan wie een verantwoordelijkheid is toevertrouwd, voor zichzelf werken en niet voor de gemeenschap” Paus Benedictus XVI, Homilie, Bij de bisschopswijding van vijf prelaten (12 sept 2009).
De bisschop van Osma, Diego genaamd, een echt bezielde herder, merkte reeds vlug Dominicus’ spirituele capaciteiten op en wou gebruik maken van zijn samenwerking. Zij gingen samen naar Noord-Europa voor diplomatieke missies die de koning van Kastilië hun toevertrouwd had. Onderweg gaf Dominicus zich rekenschap van twee enorme uitdagingen voor de Kerk van zijn tijd: het bestaan van nog niet geëvangeliseerde volken langs de grenzen in het noorden van het Europese continent en de godsdienstige verscheurdheid die het christelijk leven verzwakte in het zuiden van Frankrijk waar bepaalde ketterse groeperingen onrust veroorzaakten en van de geloofswaarheid verwijderden. Missionaire activiteit bij hen die het licht van het Evangelie niet kenden en nieuwe evangelisatie van christengemeenschappen werden op die manier de doeleinden die Dominicus zich stelde. Het was de Paus naar wie bisschop Diego en Dominicus zich wendden om raad, die aan deze laatste vroeg zich aan verkondiging te wijden bij de albigenzen, een ketterse groepering die een dualistische visie had op de werkelijkheid, dat wil zeggen dat zij twee scheppende principes erkenden, Goed en Kwaad, die even machtig zijn. Deze groepering minachtte bijgevolg de materie omdat zij voortkomt uit het principe van het kwaad, zij loochende het huwelijk en uiteindelijk ook de menswording van Christus, de sacramenten waarin de Heer ons door de materie “raakt” en de verrijzenis van het lichaam. De albigenzen verkozen een arm en streng leven – in die zin waren ze ook voorbeeldig – en gaven kritiek op de rijkdom van de geestelijkheid van die tijd. Dominicus aanvaardde deze zending met enthousiasme, wat hij juist realiseerde door zijn arm en streng leven, door de verkondiging van het Evangelie en publieke discussies. Hij wijdde de rest van zijn leven aan de zending de Blijde Boodschap te verkondigen. Zijn zonen zouden ook de andere dromen van de heilige Dominicus moeten realiseren: de missie “ad gentes”, dat wil zeggen bij hen die Jezus nog niet kennen en de zending bij hen die in steden wonen, vooral universiteitssteden waar de nieuwe intellectuele tendensen een uitdaging vormden voor het geloof van ontwikkelde mensen.
Deze grote heilige herinnert ons eraan dat in het hart van de Kerk altijd een missionaire geest moet branden die onophoudelijk tot de eerste verkondiging van het Evangelie stimuleert en daar waar nodig, tot een nieuwe evangelisatie: Christus is namelijk het kostbaarste bezit waarop de mannen en vrouwen van iedere tijd en plaats recht hebben om te kennen en lief te hebben! Het is een troost dat ook in de Kerk van vandaag zoveel mensen – herders en trouwe leken, leden van oude religieuze ordes en nieuwe kerkelijke bewegingen – hun leven met vreugde geven voor dit hoogste ideaal: het Evangelie verkondigen en ervan getuigen!
Daarna sloten zich bij Dominicus Guzman andere mannen aan, die aangetrokken waren door hetzelfde streven. Zo ontstond vanuit de eerste stichting in Toulouse, geleidelijk de Orde der Predikheren. In totale gehoorzaamheid aan de richtlijnen van de Pausen uit zijn tijd, Innocentius III en Honorius III, paste Dominicus de oude Regel van de heilige Augustinus aan de vereisten van het apostolische leven aan, die hem en zijn gezellen leidden bij de verkondiging van de ene plaats naar de andere om vervolgens terug te keren naar hun eigen kloosters, plaatsen van studie, gebed en gemeenschapsleven. Dominicus wou bijzondere twee waarden onderlijnen die onmisbaar geacht werden voor het succes van de evangeliserende zending: het gemeenschapsleven in armoede en de studie.
Dominicus en de Predikheren waren vooreerst bedelaars, dat wil zeggen zonder grondbezit dat moest beheerd worden. Dat maakte hen meer beschikbaar voor studie en rondreizende prediking en het was voor de mensen een concreet getuigenis. Het intern bestuur van kloosters en Dominicaanse provincies organiseerde zich volgens het systeem van kapittels die hun eigen oversten verkozen wat vervolgens door de hogere oversten bevestigd werd; een organisatie die dus het broederlijk leven en de verantwoordelijkheid van alle leden van de gemeenschap stimuleerde, wat een sterke persoonlijke overtuiging vereiste. De keuze van dit systeem ontstond precies uit het feit dat de dominicanen als verkondigers van Gods waarheid, coherent moesten zijn met hetgeen zij verkondigden. De waarheid die bestudeerd wordt en gedeeld in de liefde voor de broeders, is het diepste fundament van de vreugde. De zalige Jordanus van Saksen zegt over de heilige Dominicus: “Hij nam elke mens op in de grote schoot van de naastenliefde en aangezien hij van iedereen hield, hield iedereen van hem. Hij had zich tot regel gemaakt, zich met gelukkige mensen te verheugen en te wenen met hen die wenen” Z. Jordanus van Saksen, Libellus de principiis Ordinis Praedicatorum. ed. H.C. Scheeben, “Monumenta Historica Sancti Patris Nostri Dominici”, Romae, 1935.
Op de tweede plaats, was het een moedig gebaar dat Dominicus wou dat zijn volgelingen een degelijke theologische vorming zouden krijgen en hij aarzelde niet hen naar de universiteiten van die tijd te sturen, zelfs wanneer een groot aantal geestelijken deze culturele instellingen met wantrouwen bekeken. De Marius Victorinus
Conseutudines Ordo Praedicarum
Constituties van de Orde der Predikheren () hechten groot belang aan de studie als voorbereiding op het apostolaat. Dominicus wou dat zijn broeders er zich met toewijding en vroomheid aan wijden; studie die gebaseerd is op de ziel van ieder theologisch kennen, namelijk op de Heilige Schrift, en respect heeft voor vragen die de rede gesteld werden. Wie het ambt van het Woord uitoefent, op gelijk welk niveau, moet goed voorbereid zijn; dat vereist de ontwikkeling van de cultuur. Hij roept dus iedereen op, herders en leken, deze “culturele dimensie” van het geloof te ontplooien zodat de schoonheid van de christelijke waarheid beter kan begrepen worden en het geloof werkelijk kan gevoed, versterkt en ook verdedigd worden. In dit Jaar van de Priester nodig ik seminaristen en priesters uit de spirituele waarde van de studie te waarderen. De kwaliteit van het priesterambt hangt ook af de edelmoedigheid waarmee men zich toelegt op de studie van de geopenbaarde waarheden.
Dominicus die een religieuze Orde van predikers-theologen wou stichten, brengt ons in herinnering dat de theologie een spirituele en pastorale dimensie heeft die de ziel en het leven verrijkt. Priesters, godgewijde personen en ook alle leken kunnen een diepe “innerlijke vreugde” vinden in de contemplatie van de schoonheid van de waarheid die van God komt, een altijd actuele en altijd levende waarheid. Het devies van de predikheren – “
contemplata aliis tradere” – helpt ons vervolgens een pastoraal elan te ontdekken in de contemplatieve studie van deze waarheid, door de vereiste aan anderen de vrucht van onze eigen contemplatie mee te delen.
Toen Dominicus in 1221 in Bologna stierf, de stad die hem tot patroon uitriep, kende zijn werk reeds een groot succes. De Orde der Predikheren had zich met de steun van de Heilige Stoel over vele landen van Europa verspreid ten gunste van de Kerk in haar geheel. Dominicus werd in 1234 heilig verklaard en hijzelf toont door zijn heiligheid twee onmisbare middelen opdat apostolische activiteit indringend zou zijn. Vooreerst de devotie tot Maria die hij met tederheid koesterde en als kostbare erfenis aan zijn geestelijke zonen naliet die in de geschiedenis van de Kerk de grote verdienste hadden het gebed van de rozenkrans te verspreiden, dat zo dierbaar is aan het christenvolk en zo rijk aan evangelische waarden, een ware school in geloof in vroomheid. In de tweede plaats, geloofde Dominicus, die voor meerdere vrouwenkloosters zorgde in Frankrijk en Rome, tot het uiterste in het gebed van voorspraak voor het welslagen van het apostolische werk. Pas in het Paradijs zullen wij begrijpen hoezeer het gebed van de contemplatieve religieuzen de apostolische activiteit doeltreffend begeleidt! Tot ieder van hen richt ik in gedachten mijn dankbaarheid en genegenheid.
Geliefde broeders en zusters, het leven van Dominicus Guzman roept ons allen op om vurig te zijn in het gebed, moedig in de beleving van het geloof, diep in de liefde voor Jezus Christus. Op zijn voorspraak vragen wij God de Kerk altijd te verrijken met authentieke verkondigers van het Evangelie.
© 2010, Libreria Editrice Vaticana
Vert.: Sorores Christi; alineaverdeling en -nummering: redactie