H. Paus Paulus VI - 25 juli 1968
Thans richten wij het woord dan in het bijzonder tot onze zonen en dochters en vooral tot hen die God ertoe roept om Hem in het huwelijk te dienen. Want terzelfder tijd als de Kerk de onveranderlijke eisen van de goddelijke wet overlevert, verkondigt zij het heil en opent zij in de sacramenten de wegen van de genade waardoor de mens tot een nieuw schepsel wordt gemaakt dat in liefde en waarachtige vrijheid aan het hemels plan van de Schepper en Verlosser kan beantwoorden en het juk van Christus zacht kan vinden. Vgl. Mt. 11, 30
De christelijke gehuwden dienen dus bescheiden aan haar stem gevolg te geven en zich te herinneren, dat hun roeping tot christelijk leven, met het doopsel aangevangen, door het sacrament van het huwelijk duidelijker gestalte heeft gekregen en is bevestigd. Want daardoor worden zij gesterkt en als het ware geconsacreerd om hun plichten trouw te vervullen, om hun roeping tot haar volmaaktste vorm te verwerkelijken en om voor de wereld het christelijk getuigenis af te leggen dat hun eigen is. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 48 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 35 Want de Heer vertrouwt hun de taak toe om de mensen de heiligheid en mildheid te laten zien van de wet die hun wederzijdse liefde verbindt aan hun samenwerking met de liefde van God, de Maker van het menselijk leven.
Wij willen hier overigens geenszins de soms zware moeilijkheden verdoezelen waarop het leven van de christelijke gehuwden stuit: want voor hen, zoals voor ieder van ons, is de poort nauw en de weg, die naar het leven voert, smal. (Mt. 7, 14) Vgl. Hebr. 12, 11 Maar de hoop op dit leven moet hun weg helder verlichten, terwijl zij zich moedig inspannen om bezonnen, rechtvaardig en vroom te leven in deze lijd, Vgl. Tit. 2, 12 terdege beseffend, dat de wereld die wij zien voorbij gaat. Vgl. 1 Kor. 7, 31 Laten de gehuwden de hun toegemeten moeiten daarom in vreugde aanvaarden, gesterkt door het geloof zowel als door die hoop die niet wordt teleurgesteld, want Gods liefde is in ons hart uitgestort door de Heilige Geest die ons werd geschonken (Rom. 6, 5); laten zij in aanhoudend gebed de goddelijke hulp afsmeken en laten zij vooral genade en liefde putten uit de eeuwige bron van de eucharistie. Wanneer zij echter nog in de zonde gevangen liggen, laten zij dan niet wanhopen, maar nederig en volhardend hun toevlucht zoeken bij Gods barmhartigheid, die in het Boetesacrament overvloedig wordt verleend. Op die wijze zal hun huwelijksleven de volheid kunnen bereiken die de apostel aldus heeft beschreven:
Mannen, hebt uw vrouwen lief, zoals Christus de Kerk heeft liefgehad (... ). Op dezelfde wijze moeten de mannen hun vrouwen liefhebben als hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw bemint, bemint zichzelf. Niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat; integendeel, hij voedt en koestert het. En zo doet Christus met de Kerk (... ). Dit geheim heeft een diepe zin. Ik voor mij betrek het op Christus en de Kerk. Hoe dit ook zij, ieder van u moet zijn vrouw beminnen als zichzelf en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man. (Ef. 5, 25.28-29.32-33)