H. Paus Paulus VI - 25 juli 1968
Het valt te voorzien, dat deze traditionele leer wellicht niet door allen gemakkelijk zal worden aanvaard, aangezien al teveel stemmen een geluid laten horen dat, nog versterkt door de moderne communicatiemiddelen, met de stem van de Kerk in wanklank staat. De Kerk echter, die zich er niet over verwondert, dat zij precies als haar goddelijke Stichter tot een teken is dat weersproken wordt Vgl. Lc. 2, 34 doet daarom nog geen afstand van de haar opgelegde, taak om de gehele zedenwet, zowel de natuurlijke als de evangelische, nederig en ferm te verkondigen.
Omdat het niet de Kerk is die deze beide wetten heeft ingesteld, heeft zij er niet over te beslissen, maar slechts hun behoedster en tolk te zijn, en het zal haar nooit mogelijk zijn om tot geoorloofd te verklaren, wat in werkelijkheid ongeoorloofd is, omdat het naar zijn wezen steeds ingaat tegen het waarachtig welzijn van de mens.
De Kerk is er zich volledig van bewust, dat zij door de huwelijksmoraal in haar totaliteit te beschermen, bijdraagt tot de opbouw van een authentiek menselijke cultuur; bovendien spoort zij de mens aan om zich niet aan zijn verantwoordelijkheden te onttrekken door zich aan technische middelen over te geven; en daarmee waarborgt zij de waardigheid van de echtgenoten. Door deze handelwijze toont de Kerk, in trouw aan het voorbeeld en de leer van de goddelijke Verlosser, dat zij de mensen een oprechte en edelmoedige liefde toedraagt en hen reeds op hun aardse tocht poogt te helpen, om als zonen deel te hebben aan het leven van de levende God, Vader van alle mensen. Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 21