
31 oktober 1999
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING OVER DE RECHTVAARDIGINGSLEER DOOR DE ROOMS KATHOLIEKE KERK EN LUTHERSE WERELD FEDERATIE | |||
► | De Bijbelse rechtvaardigingsboodschap |
Onze gemeenschappelijke wijze van luisteren naar het Woord van God in de Heilige Schrift heeft tot deze nieuwe inzichten geleid. Gezamenlijk horen wij het Evangelie, dat 'God de wereld zozeer heeft liefgehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar het eeuwige leven hebbe' (Joh. 3, 16). Deze blijde boodschap wordt in de Heilige Schrift op verschillende manieren uitgedrukt. In het Oude Testament horen wij het Woord van God over de zondigheid van de mens (Ps. 51, 1-5) (Dan. 9, 5v.) (Pred. 8, 9, v.) (Ezra 9, 6, v) en over menselijke ongehoorzaamheid (Gen. 3, 1-19)(Neh. 9, 16-26), evenals over Gods gerechtigheid (Jes. 46:13) Vgl. Jes. 53, 11 en het gericht van God (Pred. 12, 14) (Ps. 9, 4, v.) (Ps. 76, 7-9).
In het Nieuwe Testament worden bij Mattheus (Mt. 5, 10)(Mt. 6, 33)(Mt. 21, 32), Johannes (Joh. 16, 8-11), in de brief aan de Hebreeën (Hebr. 5, 13, v.)(Hebr. 10, 37, v.) en in de brief van Jakobus (Jak. 2, 14-26) die thema's 'gerechtigheid' en 'rechtvaardiging' op onderscheiden wijze behandeld. Ook in de paulinische brieven wordt de gave van het heil op verschillende wijze beschreven, onder andere als 'bevrijding tot vrijheid' (Gal. 5, 1-13) Vgl. Rom. 6, 7 , als 'verzoening met God' (2 Kor. 5, 18-21) Vgl. Rom. 5, 11 , als 'vrede met God' (Rom. 5, 1), als 'nieuwe schepping' (2 Kor. 5, 17), als 'leven voor God in Christus Jezus' (Rom. 6, 11.23), of als 'heiliging in Christus Jezus' Vgl. 1 Kor. 1, 2 Vgl. 1 Kor. 1, 30 Vgl. 2 Kor. 1, 1 . Onder deze aanduidingen is de beschrijving 'rechtvaardiging' van de zondaar door Gods genade in het geloof (Rom. 3, 23-25) prominent, en wordt in de Reformatie benadrukt.
Paulus beschrijft het Evangelie als een kracht van God tot redding van de mens, die in de macht van de zonde gevallen is; als boodschap die de 'gerechtigheid Gods uit geloof tot geloof' (Rom. 1, 16) verkondigt en de 'rechtvaardiging' (Rom. 3, 21-31) schenkt. Hij verkondigt Christus als 'onze gerechtigheid' (1 Kor. 1, 30), wanneer hij op de opgestane Heer toepast wat Jeremia over God zelf verkondigd heeft (Jer. 23, 6). In de dood en opstanding van Christus zijn alle dimensies van zijn verlossingswerk geworteld, want Hij is 'onze Heer, die is overgeleverd om onze overtredingen en opgewekt om onze rechtvaardiging' (Rom. 4, 25). Alle mensen hebben Gods gerechtigheid nodig, want 'allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods' (Rom. 3, 23) Vgl. Rom. 1, 18-3, 20 Vgl. Rom. 11, 32 Vgl. Gal. 3, 22 .
In de brief aan de Galaten (Gal. 3, 6) en aan de Romeinen (Rom. 4, 3-9) vat Paulus het geloof van Abraham (Gen. 15, 6) op als het geloof in die God, die de zondaar rechtvaardigt (Rom. 4, 5) en beroept zich op het getuigenis van het Oude Testament om zijn Evangelie te onderstrepen dat die gerechtigheid allen wordt toegerekend die, evenals Abraham, op Gods belofte vertrouwen. De 'uit het geloof rechtvaardige zal leven' (Heb. 2, 4) Vgl. Gal. 3, 11 Vgl. Rom. 1, 17 . In de brieven van Paulus is Gods gerechtigheid tevens 'de kracht van God voor een ieder die gelooft' (Rom. 1, 16). In Christus laat hij deze gerechtigheid de onze zijn (2 Kor. 5, 21). Wij krijgen deel aan de rechtvaardiging door Christus Jezus, 'die God ertoe heeft bestemd om verzoening tot stand te brengen met zijn bloed, verzoening die werkzaam is door het geloof' (Rom. 3, 25) Vgl. Rom. 3, 21-28 . Want 'uit genade bent u door het geloof gered, niet uit eigen kracht God heeft het geschonken -, niet op grond van uw werken' (Ef. 2, 8, v.).
Rechtvaardiging is zondenvergeving (Rom. 3, 23-25)(Hand. 13, 39)(Lc. 18, 14), bevrijding van de onderdrukkende macht van de zonde en van de dood (Rom. 5, 12-21) en van de vloek van de wet (Gal. 3, 10-14). Zij is opneming in de gemeenschap met God; nu reeds, maar eens op volkomen wijze in Gods komend rijk (Rom. 5, 1, v.). Zij verenigt met Christus en met zijn dood en zijn opstanding (Rom. 6, 5). Zij vindt plaats in het ontvangen van de Heilige Geest in de doop als een inlijving in het ene lichaam (Rom. 8, 1, v.) (Rom. 8, 9, v.) (1 Kor. 12, 12). Dat alles komt alleen van God omwille van Christus uit genade door het geloof in het 'Evangelie van de Zoon van God' (Rom. 1, 1-3).
De gerechtvaardigden leven uit het geloof, dat uit het woord van Christus komt (Rom. 10, 17) en dat in de liefde werkt (Gal. 5, 6), die vrucht van de Geest is (Gal. 5, 22-23). Maar omdat machten en begeerten die gerechtvaardigden uiterlijk en innerlijk aanvechten (Rom. 8, 35-39)(Gal. 5, 16-21) en zij in zonde vallen (1 Joh. 1, 8.10), moeten zij de beloften van God steeds opnieuw horen, hun zonden belijden (1 Joh. 1, 9), aan het lichaam en bloed van Christus deelhebben en vermaand worden om in overeenstemming met de wil van God rechtvaardig te leven. Daarom zegt de apostel tegen de gerechtvaardigden: 'spant u met vrees en beven in voor uw heil! Want God is het, die in u het willen en volbrengen bewerkt, nog boven uw goede wil uit' (Fil. 2, 12-13). De blijde boodschap echter blijft: 'Nu is er geen veroordeling meer voor diegenen die in Christus Jezus zijn' (Rom. 8, 1) en in wie Christus leeft (Gal. 2, 20). Door de rechtvaardige daad van Christus zal het 'voor alle mensen tot een rechtvaardiging ten leven komen' (Rom. 5, 18).