H. Paus Johannes Paulus II - 13 september 1995
Maria’s maagdelijkheid verkrijgt op die manier een unieke waarde en werpt nieuw licht op de geboorte van Jezus en op het mysterie van zijn Zoon-zijn, aangezien de maagdelijke verwekking het teken is, dat de Vader van Jezus God zelf is.
Zoals het wordt erkend en tot uitdrukking gebracht in het geloof van de Kerkvaders: het maagdelijke moederschap blijft altijd onafscheidelijk verbonden met de identiteit van Jezus, ware God en ware mens, “geboren uit de Maagd Maria” zoals wij het in de 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381) belijden. Maria is de enige Maagd die tegelijkertijd ook Moeder is.
Het op buitengewone wijze naast elkaar bestaan van deze twee gaven in de persoon van de Maagd van Nazareth, bracht Christenen ertoe, Maria gewoonlijk “de Maagd” te noemen, zelfs dan als ze om haar moederschap geroemd werd.
De maagdelijkheid van Maria geeft de eerste aanzet tot de verspreiding van de maagdelijke levensstaat in de Christelijke gemeenschap, die door allen omarmd wordt, die door de Heer tot deze levensstaat worden groepen. Deze speciale roeping, die zijn voltooiing in Christus bereikt, vertegenwoordigt een onmetelijke spirituele rijkdom voor de Kerk in alle tijden, en vindt in Maria haar inspiratie en model.