Meneer de President, u en ik hebben op de dag van mijn aankomst in Israël een olijfboom geplant bij uw residentie. De olijfboom is, zoals u weet, een beeld dat door de heilige Paulus gebruikt wordt om de zeer nauwe betrekkingen tussen Christenen en Joden te beschrijven. In zijn
brief aan de Christenen van Rome werkt Paulus uit dat de Kerk van de heidenen is als een loot van een wilde olijfboom, die geënt is op de edele olijfboom van het Volk van het Verbond
Vgl. Rom. 11, 17-24
. Wij worden gevoed door dezelfde geestelijke wortels. Wij ontmoeten elkaar als broeders – broeders die in de loop van onze geschiedenis bij tijden een gespannen verhouding met elkaar hebben gehad, maar die zich nu verplicht weten bruggen te bouwen voor een duurzame vriendschap.
De ceremonie bij het presidentiële paleis werd gevolgd door een van de meest plechtige momenten van mijn verblijf in Israël – mijn bezoek aan het Holocaust Monument Yad Vashem, waar ik de slachtoffers van de Shoah eer bewezen heb. Daar heb ik ook enige overlevenden ontmoet. Deze zeer roerende ontmoetingen deden mij denken aan mijn bezoek, drie jaar geleden, aan het vernietigingskamp Auschwitz, waar zoveel Joden – moeders, vaders, echtgenoten, zonen, dochters, broers, zussen, vrienden – door een goddeloos regime, dat een ideologie van antisemitisme en haat verbreidde, meedogenloos zijn uitgeroeid. Dit gruwelijke hoofdstuk van de geschiedenis mag nooit vergeten of ontkend worden! Integendeel, deze verschrikkelijke herinneringen moeten ons sterken in het vaste voornemen ons nauwer aaneen te sluiten als takken van dezelfde olijfboom, die gevoed worden door dezelfde wortels en in broederlijke liefde verenigd zijn.