
Paus Benedictus XVI - 21 december 2009
Uwe Eminenties
Dierbare broeders Bisschoppen en priesters,
Dierbare broeders en zusters,
Het Hoogfeest van Kerstmis, zoals de Kardinaal-Deken Angelo Sodano zojuist heeft aangegeven, is een zeer speciale gelegenheid van ontmoeting en gemeenschap. Het Kind dat we aanbidden in Bethlehem nodigt ons uit om de immense liefde van God te voelen, dat God vanuit de hemel neerdaalde en Zich dicht bij ieder van ons heeft gebracht, om ons tot kinderen te maken, tot een deel van Zijn familie. Deze traditionele ontmoeting tijdens Kerst van de Opvolger van Petrus met de naaste medewerkers is ook een ontmoeting van een familie, een die de banden van genegenheid en gemeenschap versterkt zodat we, steeds meer, de "eeuwigdurende Bovenzaal", toegewijd aan de verspreiding van het Koninkrijk van God, zijn zoals zojuist is gezegd. Ik dank de Kardinaal-eken voor zijn vriendelijke woorden ter uitdrukking van de goede wensen van het College van Kardinalen, de leden van de Romeinse Curie en de regering, zowel als de Pauselijke vertegenwoordigers die innig verenigd zijn met ons door mannen en vrouwen van onze tijd het licht te brengen, dat is geboren in de kribbe van Bethlehem. Ik ontvang u hartelijk en ik wil graag mijn dank uitspreken voor de genereuze en vaardige dienst aan de Plaatsbekleder van Christus en aan de Kerk.
Van het Paulusjaar zijn overgegaan in het Priesterjaar. Van de indrukwekkende figuur van de Apostel van de Heidenen die, getroffen door het licht van de Verrezen Christus en door Hem geroepen, het Evangelie bracht tot de volkeren van de wereld, zijn we gegaan naar de nederige Curé de Ars, die zijn heel leven heeft gewijd aan een klein dorpje dat hem was toevertrouwd en daardoor, juist vanwege de nederigheid van zijn dienst, Gods verzoenende goedheid zichtbaar heeft gemaakt door de hele wereld.
Uitgaande van deze twee grote figuren kunnen we weidsheid van de priesterlijke bediening zien, de grootsheid van kleine dingen en hoe, door de schijnbaar onbetekenende dienst van een individu, God grote dingen kan bereiken, de wereld van binnenuit zuiverend en hernieuwend.
Voor de Kerk en voor mij persoonlijk was het jaar dat nu ten einde gaat voor een belangrijk deel getekend door Afrika. Allereerst was daar mijn reis naar Kameroen en Angola. Het was indrukwekkend voor mij om te ervaren met welk een grote aanhankelijkheid de Opvolger van Petrus, de Vicarius Christi - de Plaatsbekleder van Christus werd verwelkomd.
De feestelijke vreugde en warme genegenheid dat ik tegenkwam langs alle wegen was niet gericht op een toevallige gast. In de ontmoeting met de Paus de universele Kerk kon ervaren worden, de gemeenschap die de wereld omarmt en bijeen wordt gebracht door God via Christus in een gemeenschap dat niet is gebaseerd op menselijk belang, maar eerder door God aan ons is gegeven vanuit de liefdevolle zorg voor ons. Alles bijeen vormen wij de familie van God, broeders en zusters op basis van onze ene Vader: dit was doorleefde ervaring. En we waren in staat om Gods liefdevolle zorg te ervaren in Christus als niet iets dat van verleden is of de vrucht van bestudeerde theorieën, maar eerder vanuit de complete concrete realiteit, hier en nu.
God zelf is in ons midden: dit ontvangen we door het ministerie van de Opvolger van Petrus. We waren dus opgenomen uit onze dagelijkse routine. De hemel opende zich en dat maakte dat de dag een 'heilige dag' werd. En het is tevens iets blijvends. Het is nog steeds waar, zelfs in het dagelijks leven, dat de hemel niet langer gesloten is; dat God nabij is, dat we in Christus allen er voor elkaar zijn.
Laten we kort naar de Synode kiijken. Wat bovenal duidelijk werd gedurende mijn bezoek aan Afrika was de theologische en pastorale invloed van het primaatschap van de Paus als punt van vereniging voor dde eenheid van Gods familie. In die Synode zagen we n og duidelijker worden wat de betekenis is van collegialiteit en van de eenheid van de Bisschoppen die juist hun dienstwerk ontvangen omdat ze daarmee binnentreden in de gemeenschap met de opvolgers van de Apostelen: ieder is een Bisschop, een opvolger van de Apostelen, alleen voorzover dat de deelnemers aan de gemeenschap van hen waarin de Collegium Apostolorum behouden blijft in de eenheid met Petrus en met zijn opvolgers. Zoals in de liturgievieringen in Afrika en later opnieuw in de Sin Pieter te Rome, de liturgische vernieuwingen van het Tweede Vaticaans Concilie toonde zich op een exemplarische manier, zodat in de communio van de Synode de conciliaire ecclesiologie was beleefd op een zeer praktische manier. We waren ook in staaat te zeer eemotionele getuigenissen te horen van gelovigen uit Afrika, getuigen is van concrete ontberingen en verzoeningen door de tragedies uit de recente historie van het continent.
Ik zou dit willen proberen kort uit te leggen voor wat een heel duidelijk punt betreft. Zoals ik al zei, duidt het thema van de Synode 3 grote fundamentele woorden van de theologische en sociale verantwoordelijkheid aan: verzoening - rechtvaardigheid - vrede. Men zou kunnen zeggen dat verzoening en rechtvaardigheid de twee essentiële vooronderstellingen zijn van de vrede en dat ze eveneens in zekere mate haar natuur definiëren. Beperken we ons tot het woord “verzoening”. Een blik op het lijden en de moeilijkheden in de recente geschiedenis van Afrika, maar eveneens in vele andere streken van de aarde, toont dat de niet opgeloste en heel diep ingewortelde tegenstellingen, in bepaalde situaties, kunnen leiden tot uitbarstingen van geweld waarin elke menselijkheid verdwenen lijkt. De vrede kan maar tot stand komen als ze leidt tot een innerlijke verzoening. We kunnen de geschiedenis van Europa na de Tweede Wereldoorlog als een positief voorbeeld van een verzoeningsproces in de richting van welslagen beschouwen. Het feit dat sinds 1945 in West- en Midden-Europa geen oorlog meer is, is zeker en vast op een bepalende wijze gebaseerd op politieke en economische structuren die intelligent et ethisch omkaderd zijn. Deze structuren hebben zich enkel kunnen ontwikkelen omdat inwendige processen van verzoening bestonden, die een nieuwe manier van samenleven mogelijk gemaakt hebben. Iedere maatschappij heeft nood aan verzoening, opdat er vrede zou kunnen zijn. De verzoeningen zijn noodzakelijk voor een goede politiek, maar kunnen niet enkel door haar worden gerealiseerd. Het betreft prepolitieke processen en die moeten van andere bronnen komen.
De Synode heeft tot in de diepte het concept van de verzoening als taak van de Kerk van vandaag onderzocht door de aandacht te trekken op de verschillende dimensies van de verzoening. De oproep die Sint Paulus richtte tot de Korinthiërs bevat vandaag werkelijk een nieuwe actualiteit. “Wij zijn de gezanten van Christus. God roept u op door ons woord. Wij smeken u in Christus naam: laat u met God verzoenen!”. (2 Kor. 5, 20). Als de mens niet verzoend is met God, is hij eveneens in tegenstrijdigheid met de schepping. Hij is niet verzoend met zich zelf, hij wil een andere zijn dan hij is en is bijgevolg niet meer verzoend met zijn naaste. Daarenboven maakt de capaciteit om zijn fout te erkennen en vergiffenis te vragen - aan God en de ander - deel uit van de verzoening. En uiteindelijk behoort de bereidheid tot boetedoening, de bereidheid om te lijden tot het einde voor een fout en zich te laten omvormen, tot het proces van de verzoening.
En de belangeloosheid, waarvan in de encycliek “Paus Benedictus XVI - Encycliek
Caritas in Veritate
Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid
(29 juni 2009)” herhaaldelijk sprake is, maakt deel uit van de verzoening: de bereidheid om verder te gaan dan het nodige, niet uit berekening, maar verder te gaan dan datgene wat door de eenvoudige juridische verplichtingen gevraagd wordt. Diezelfde generositeit, als waarmee God ons zelf het voorbeeld gegeven heeft, maakt er deel van uit. Denken we aan de woorden van Jezus:” Als gij uw gave komt brengen naar het altaar en daar schiet u te binnen dat uw broeder iets heeft tegen u, laat dan uw gave voor het altaar achter, ga u eerst met uw broeder verzoenen en kom dan terug om u gave aan te bieden.” (Mt. 5, 23, ev) God die wist dat we niet verzoend waren, die zag dat we iets tegen Hem hadden, is opgestaan en ons tegemoet gekomen, terwijl Hij de enige was die het gelijk aan zijn kant had. Hij is ons tegemoet gekomen tot aan het Kruis om ons te verzoenen. Zo is de belangeloosheid: de beschikbaarheid om de eerste stap te zetten. Als eerste de andere tegemoet te treden, hem de verzoening aan te bieden en het lijden op zich te nemen dat het afzien van gelijk te willen hebben met zich meebrengt. De wil tot verzoening niet opgeven: dat is het wat God ons als voorbeeld gegeven heeft en het is de weg om op Hem te gelijken, een houding waaraan we steeds opnieuw nood hebben in deze wereld.
We moeten vandaag weer opnieuw leren in staat te zijn fouten te erkennen, we moeten ons ontdoen van de illusie onschuldig te zijn. We moeten opnieuw leren boete te doen, bereid zijn om ons te laten omvormen; bereid zijn om de andere tegemoet te treden en ons door God de moed en de kracht te laten geven voor een dergelijk hernieuwing. In onze hedendaagse wereld, moeten we het Boete- en Verzoeningssacrament herontdekken. Het feit dat dit Sacrament voor het grootste deel verdwenen is uit de essentiële gewoontes van de Christenen, is het symptoom van een verlies aan waarachtigheid tegenover onszelf en tegenover God; een verlies dat onze mensheid in gevaar brengt en onze wil tot vrede vermindert. De heilige Bonaventura was de mening toegedaan dat het Boetesacrament een Sacrament was van de gehele mensheid als zodanig. Een Sacrament dat God al in wezen ingesteld heeft door de boetedoening die aan Adam opgelegd werd, onmiddellijk na de zondeval, zelfs al heeft dit Sacrament slechts zijn voltooiing gevonden in Christus, die op een persoonlijke manier de verzoenende kracht van God is en die onze zonde op zich genomen heeft. Inderdaad, de eenheid tussen fout, boete en vergeving is één van de fundamentele voorwaarden van de echte mensheid, voorwaarden die hun volledige vorm bereiken in het Sacrament, maar die, vanaf hun wortels deel uitmaken van het feit zodanige menselijke personen te zijn.
De bisschoppensynode voor Afrika heeft dus terecht eveneens in zijn reflecties de verzoeningsrituelen van de Afrikaanse traditie aangenomen als plaats van aanleren en voorbereiding voor de grote verzoening die God geeft doorheen het Boetesacrament. Maar deze grote verzoening met God eist een uitgestrekte “ruimte” van het herkennen van de fout en de nederigheid van de boetedoening. De verzoening is een prepolitiek concept en een prepolitieke realiteit, die juist om deze reden van het grootste belang is voor de taak van de politiek zelf. Als men in de harten geen kracht tot verzoening opwekt mankeert de voorveronderstelde innerlijke gesteldheid aan het politieke engagement voor de vrede. Tijdens de Synode hebben de herders van de Kerk zich geëngageerd met betrekking tot de innerlijke zuivering van de mens die de noodzakelijke voorwaarde is voor het tot stand komen van de gerechtigheid en de vrede. Maar deze innerlijke zuivering en deze maturiteit kunnen niet bestaan zonder God.
Om te besluiten, zou ik mijn erkentelijkheid en vreugde willen uitspreken voor mijn reis in de Tsjechische Republiek. Voor ik deze reis begon, was ik me steeds bewust geweest dat het om een land ging met een meerderheid aan agnostici en atheïsten, waar de Christenen enkel een minderheid vormen. Mijn verrassing was des te vreugdevoller bij het vaststellen dat ik er overal omgeven werd door grote hartelijkheid en vriendschap; dat er grote liturgieën gevierd werden in een vreugdevolle feestsfeer; dat in de universitaire en culturele wereld Paus Benedictus XVI - Toespraak
De gedachte aan een geïntegreerde opleiding moet hernomen worden
Ontmoeting met leden van de academische gemeenschap in de Vladislavzaal van de Praagse Burcht
(27 september 2009) een levendige aandacht kreeg; dat de staatsoverheid het bewijs geleverd heeft van een grote hoffelijkheid tegenover Paus Benedictus XVI - Toespraak
Ontmoeting met de civiele en politieke overheden en met de leden van het Corps Diplomatique
Sala Spagnola van het kasteel van Praag, het presidentieel paleis - Praag
(26 september 2009) en alles gedaan heeft wat in hun mogelijkheid lag om bij te dragen tot het welslagen van het bezoek. Ik ben momenteel geneigd om iets te zeggen over de schoonheid van het land en over de magnifieke getuigenissen van de christelijke cultuur, de welke als enige die schoonheid perfect maken.
Maar ik beschouw vooral als belangrijk het feit dat, vanuit ons gelovig zijn, de personen die zichzelf als agnostici of atheïstisch beschouwen ons nauw aan het hart moeten liggen. Deze personen zijn mogelijk bang en opgeschrikt wanneer we spreken over een nieuwe evangelisatie. Ze willen zichzelf niet zien als zijnde het object van een missie, en ze willen ook niet verzaken aan hun vrijheid van mening en wil. Maar de vraag van God blijft nochtans aanwezig eveneens voor hen, zelfs als die personen niet kunnen geloven aan het concrete karakter van Gods aandacht voor hen.
In Paus Benedictus XVI - Toespraak
Tot de vertegenwoordigers van de wereld van de cultuur
Collège des Bernardins, Parijs
(12 september 2008) van de zoektocht naar God als fundamenteel motief van het ontstaan van het westers monnikenwezen en met dit van het ontstaan van de westerse kunst. Als eerste stap van evangelisatie, moeten we zoeken om die zoektocht naar God levendig te houden; we moeten ons bekommeren opdat de mens de vraag van God als essentiële bestaansvraag niet opzij zou schuiven. We moeten bekommerd zijn opdat de mens die vraag alsook de nostalgie die in die vraag verborgen ligt zou accepteren.
Er komt een woord door mijn geest, een woord waarin Jezus de woorden van Jesaja overneemt, een woord dat zegt: ”dat de tempel een huis van gebed voor alle volken zou moeten zijn.” (Jes. 56, 7)(Mc. 11, 17) Hij dacht aan wat men het huis van gebed voor alle naties noemde, dat hij ontdeed van uitwendigheden opdat er een plaats vrij zou zijn voor de heidenen die tot de enige God wilden bidden, zelfs als ze niet deel konden hebben aan het mysterie waarvoor het binnenste van de tempel gereserveerd was. Een ruimte van gebed voor alle volken - men dacht daarbij aan mensen die God enkel van ver kenden; die onvoldaan zijn door hun goden, onvoldaan van hun riten en mythen; die verlangen naar de Heilige en de Grote, zelfs als God voor hen de "onbekende God" blijft. (Hand. 17, 23) Zulke mensen moesten tot de onbekende God kunnen bidden, maar tevens zo in contact zijn met de ware God, niettegenstaande schaduw zones van verschillende aard. Ik denk dat de Kerk nu ook een soort "verblijf voor de goedmenende" - of "voorhof der heidenen" - zou moeten openen, waar de mensen op een zekere manier zich aan God kunnen vasthechten, zonder Hem te kennen en alvorens ze de toegang hebben gevonden tot het mysterie, waaraan het interne leven van de Kerk ten dienste staat. Aan de dialoog met de godsdiensten moet tegenwoordig vooral de dialoog toegevoegd worden met de mensen voor wie de religie een onbekende zaak is, voor wie God een onbekende is, maar die eenvoudig niet zonder God willen blijven, maar Hem tenminste willen benaderen als een Vreemde.