MINDERJARIGE MIGRANTEN EN VLUCHTELINGENWerelddag van de Migrant en de Vluchteling 17 januari 2010
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Boodschap)
Paus Benedictus XVI -
16 oktober 2009
Beste zusters en broeders,
Opnieuw biedt de Werelddag van de Migrant en de Vluchteling mij de gelegenheid om de onophoudelijke aandacht van de Kerk te manifesteren in haar zorg voor al wie, op een of andere manier, de ervaring van emigratie moet doormaken. Het gaat hier om een indrukwekkend fenomeen, zowel omwille van het aantal personen, als omwille van de sociale, politieke, economische, culturele en religieuze problemen die het met zich meebrengt en die uiteraard een dramatische uitdaging vormt aan het adres van de nationale en internationale gemeenschappen. Ik heb daarover reeds geschreven in de encycliek ‘Paus Benedictus XVI - Encycliek
Caritas in Veritate
Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid
(29 juni 2009)’. De migrant is een mens met onvervreemdbare rechten, die te allen tijde door iedereen gerespecteerd moeten worden Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 62. Dit jaar vragen wij bijzondere aandacht voor de minderjarige migranten en vluchtelingen. Dit thema raakt een snaar die christenen met bijzondere waakzaamheid volgen, omdat zij zich de oproep van Christus herinneren die volgens Matteüs 25, 40.45 stelt dat op de laatste oordeelsdag de afweging zal gebeuren op basis van “al wat gij aan de minste van de mijnen hebt gedaan, hebt gij aan Mij gedaan”. (Mt. 25, 45)
En waarom zouden wij onder de term “de minste van de mijnen” niet ook de minderjarige migranten en vluchtelingen verstaan? Jezus zelf heeft als kind de ervaring van de migrant doorgemaakt toen Hij, zoals het evangelie zegt Vgl. Mt. 2, 14
, moest vluchten voor de bedreigingen van Herodes en met zijn ouders Jozef en Maria naar Egypte moest trekken.
Indien de
Verenigde Naties
Conventie over de Rechten van het Kind
Kinderrechtenverdrag (20 november 1989) in
Verenigde Naties
Conventie over de Rechten van het Kind
Kinderrechtenverdrag (20 november 1989) duidelijk stelt dat het belang van de minderjarige steeds moet worden beschermd en dat aan de minderjarige dezelfde fundamentele mensenrechten moeten worden toegekend als aan de volwassene, dan is dit in de realiteit niet altijd het geval. Want terwijl de publieke opinie bewust wordt dat punctuele en ingrijpende acties nodig zijn om minderjarigen te beschermen, laat de realiteit iets heel anders zien: in veel gevallen wordt een groot aantal minderjarigen aan zijn lot overgelaten, zodanig dat zij op veel manieren het risico lopen uitgebuit te worden. Mijn geliefde voorganger Joannes Paulus II heeft op
H. Paus Johannes Paulus II - Brief
Aan de Secretaris Generaal van Verenigde Naties bij gelegenheid van de Wereld Topontmoeting over kinderen (22 september 1990) ondubbelzinnig getuigenis afgelegd van de dramatische situatie waarin minderjarige migranten en vluchtelingen zich bevinden. Hij schrijft: “Ik ben getuige van de onvoorstelbare levensomstandigheden van miljoenen kinderen in alle werelddelen. Zij zijn erg kwetsbaar. Want zij hebben nauwelijks de gelegenheid om hun stem te laten horen”
H. Paus Johannes Paulus II, Brief, Aan de Secretaris Generaal van Verenigde Naties bij gelegenheid van de Wereld Topontmoeting over kinderen (22 sept 1990). Insegnamentimenti, XIII, 1990, blz. 672. Uit de grond van mijn hart wens ik dat men aan de minderjarige migranten de gepaste aandacht besteed. Want zij hebben nood aan een gunstig sociaal milieu dat hun psychische, culturele, morele en spirituele ontwikkeling garandeert. Wanneer zij in een vreemd land moeten leven zonder effectieve referentiepunten schept dit ontelbare vaak zware problemen, in het bijzonder voor jongeren die de steun en de omkadering van hun familie moeten missen.
Vandaag richt ik mij in het bijzonder tot de parochies en tot de vele katholieke verenigingen die in een geest van geloof en van solidaire liefde, grote inspanningen leveren om een antwoord te bieden aan de noden van onze broeders en zusters. Ik druk mijn dankbaarheid uit voor de vele inspanningen die met een grote edelmoedigheid werden vervuld. Tegelijk zou ik alle christenen willen uitnodigen om bewust te worden van de sociale en pastorale uitdaging waarvoor minderjarige migranten en vluchtelingen ons stellen. Opnieuw dringen de woorden van Jezus in ons door: “Ik was een vreemdeling en jij hebt mij opgenomen” (
Mt. 22, 35), in het licht van het grote centrale gebod dat Hij ons gegeven heeft : God te beminnen vanuit het hart, vanuit de levensadem en met heel onze geest, maar in eenklank met onze liefde tot de naaste mens
Vgl. Mt. 22, 37-39
. Dit leidt ons tot de overweging dat al onze concrete interventies zich in geloof moeten voeden als een dank aan de Goddelijke Voorzienigheid. Op die manier worden onthaal van en solidariteit met de vreemdeling - en in het bijzonder als het om kinderen gaat - ook een verkondiging van het evangelie van solidariteit. Dit verkondigt de Kerk wanneer zij haar armen opent en ijvert dat de rechten van de migranten en de vluchtelingen gerespecteerd worden en wanneer zij de verantwoordelijken van de naties, van organisaties en internationale instellingen aanmoedigt om initiatieven naar die kwetsbare jongeren te ontplooien. Moge de heilige Maagd Maria als een moeder over allen waken. Moge zij ons helpen de moeilijkheden te begrijpen van wie ver of afgesneden leeft van zijn familie. Met mijn gebed steun ik allen die zich inzetten in die enorme wereld van migranten en vluchtelingen. Uit heel mijn hart bied ik u mijn apostolische zegen.
Vanuit het Vaticaan, 16 oktober 2009
Benedictus PP. XVI