
Paus Pius XII - 1 juni 1952
Gezegend en geprezen weze immer het Allerheiligste Sacrament des Altaars en de Onbevlekte Ontvangenis van de Allerzaligste Maagd Maria, van de smet der erfzonde gevrijwaard vanaf het eerste ogenblik van Haar bestaan.Eerbiedwaardige Broeders en beminde zonen, vertegenwoordigers van de gehele katholieke wereld, die op dit ogenblik in Barcelona de grootse dagen besluit van het 35ste Internationaal Eucharistisch Congres.
Wie zou, toen Wij in de prille lente van 1938 in het zo schone en tegelijk zo ongelukkige Boedapest Ons woord richtten tot het 34ste Internationaal Eucharistisch Congres, hebben kunnen denken, dat Wij op het volgende Congres Onze stem vanaf deze Apostolische Stoel zouden doen horen, en dàt na een zo lange en smartelijke onderbreking? De lucht was toen vol donkere wolken; en de woorden, die daar gesproken werden, waren reeds wèl in staat om te doen bevroeden, hoe gelukkig de wereld zou zijn, indien men de vermaningen zou willen aannemen, welke de Opvolger van Petrus deed horen ten gunste van de vrede.
Maar die stem werd niet gehoord. Met geweld ontlaadde zich een vernietigend onweer. En heden ontwelt opnieuw aan alle kelen dezelfde angstkreet van toen: Vrede!
Zo niet voor ons. Voor ons is er slechts één ware vrede mogelijk, de vrede van Hem, Wiens naam is "Princeps pacis" (Jes. 9, 6) en Wiens Rijk niet in aardse vreugden bestaat, maar in de overwinning van de rechtvaardigheid en van de vrede: "Non est enim regnum Dei esca et potus, sed iustitia et pax" (Rom. 14, 17); een vrede, die uit de broederschap en de liefde als een onontkoombaar imperatief wordt afgeleid, die ontspringt aan het diepst van ons christen-zijn en die de onmisbare voorwaarde is voor andere waarden, welke groter ztn en tot een hogere orde behoren.
En wanneer, zoals wij wèl weten de vijanden van de vrede de hoogmoed, de hebzucht en in het algemeen de ongeregelde hartstochten zijn, welke beter geneesmiddel kunnen wij dan verlangen dan dit hemels medicijn, dat de genade doet toenemen en de deugden doet groeien, dat ons tegen de zonde behoedt, dat ons goestelijk leven volmaakt H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III, qu. 79., et passim, en dat door de liefde in de ziel te vermeerderen de hartstochten bedwingt? Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de H. Eucharistie, Mirae caritatis (22 mei 1902). Acta Leonitatis XIII, vol. 22, blz. 124
"O allerliefste Jezus, verborgen onder de zwakke sacramentele sluiers, Goddelijk Hart, voortdurend geofferd voor de vrede der wereld, aanhoor toch eindelijk de vurige gebeden van Uw Kerk, die bij monde van Uw onwaardige Plaatsbekleder U voor de wereld het vuur van de liefde vraagt, opdat dit in de wereld de eenheid en de eendracht moge ontsteken en opdat hij de gloed daarvan op onze barre en troosteloze aarde de blanke lelie van de vrede bloeie. Dat de zalving van Uw genade verborgen balsem en zoete medicijn de zielen geneze, die door de haat verscheurd zijn, opdat allen zich als broeders voelen, als kinderen van eenzelfde Vader, die aan eenzelfde tafel met hemelse spijzen gevoed worden. Dat Uw woorden van vrede en de liefde, die Uw Hart altijd doet overvloeien, de leiders van de naties moge bezielen, opdat zij de volken, die Gij aan hen hebt toevertrouwd, weten te leiden langs de wegen van de ware broederschap, de onmisbare grondslag voor alle geluk en alle vooruitgang".