
H. Paus Johannes Paulus II - 7 juni 1979
En daarom zij het mij vergund op deze plaats de woorden te herhalen die Paulus VI heeft uitgesproken voor de Organisatie van de Verenigde Naties: 'Er zijn niet veel woorden nodig om dit hoogste doel van uw organisatie te rechtvaardigen. Het is voldoende te herinneren aan het bloed van miljoenen mensen, aan hun ongehoord en onmetelijk lijden; nutteloze massamoorden en ontzettende ruïnes rechtvaardigen het verbond, waarin gij u verenigd hebt met een eed, die de toekomstige geschiedenis van de wereld veranderen moet: nooit meer oorlog, nooit meer oorlog! het is de vrede, de vrede die het lot der volken en dat van de gehele mensheid moet bepalen!' H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de 20ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (4 okt 1965), 5.
Indien echter deze luide kreet uit Auschwitz, deze kreet van de hier gemartelde mens, vrucht wil dragen voor Europa (en ook voor de wereld), dan moeten alle juiste consequenties getrokken worden uit de Verenigde Naties
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 december 1948), zoals Johannes XXIII opriep te doen in de encycliek 'H. Paus Johannes XXIII - Encycliek
Pacem in Terris
Vrede op aarde
(11 april 1963)'. Daarin immers lees ik onder andere: 'Deze verklaring erkent immers plechtig de waardigheid van de menselijke persoon van alle mensen zonder uitzondering en kent aan ieder het recht toe om vrij de waarheid te onderzoeken, de morele voorschriften te volgen, de plichten van de rechtvaardigheid uit te oefenen, een menswaardig bestaan te eisen en andere rechten, die hiermee in verband staan' H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 144.
We moeten terugkeren naar de wijsheid van de oude meester, Pawel Wlodkowic, rector van de Jagellonuniversiteit van Kraków en de rechten van de naties veilig stellen: op bestaan, op vrijheid, op onafhankelijkheid, op eigen cultuur, op een waardige ontwikkeling. 'Wanneer de macht sterker optreedt dan de liefde,' zo schrijft Wlodkowic, 'worden de eigen belangen nagestreefd en niet die van Jezus Christus en verwijdert men zich gemakkelijk van de norm van de goddelijke wet. ( ... ) Iedere wet veroordeelt degenen die hen die in vrede willen leven aanvallen: zowel de burgerlijke wet ( ... ) als de canonieke ( ... ); de natuurwet, dat wil zeggen het beginsel: 'Doet de ander, wat je zelf zou willen!', evenzeer als Gods wet, die iedere diefstal veroordeelt met het -gebod: 'gij zult niet stelen!' en ieder geweld met het gebod: 'gij -zult niet doden!' Pawel Wlodkowic, Saeventibus, 1415, Tract. II. solutio quaest. 4ae; vgl. L. Ehrlich, Pisma wybrane Pawla Wlodkowica, Warschau, 1968, deel I, blz. 61; 58-59.
Maar het gaat hier niet alleen om het recht, maar ook en vooral om de liefde. Die liefde voor de naaste waarin de liefde van God zichzelf manifesteert en uitspreekt. De liefde die Christus verkondigd heeft als zijn gebod, die iedere mens in zijn hart geschreven meedraagt, door zijn Schepper zelf daarin gegrift als zijn gebod. Dat gebod wordt ook concreet in het respect voor 'de ander', voor zijn persoonlijkheid, voor zijn geweten. Het wordt concreet in de dialoog met 'de ander', in het willen nagaan en erkennen wat er aan goeds en positiefs kan zijn ook in iemand die denkbeelden heeft die verschillen van de onze, en zelfs in iemand die te goeder trouw dwaalt. Nooit mag de ene natie zich ontwikkelen ten koste van de andere, ten koste van de onderwerping van die andere natie, ten koste van haar overheersing, haar tot slavernij brengen, haar uitbuiten, haar dood!
Deze woorden worden uitgesproken door de opvolger van Johannes XXIII en Paulus VI. Maar tegelijk worden ze uitgesproken door een zoon van deze natie die in haar verafgelegen en in haar meer recente geschiedenis van anderen talrijke kwellingen te verduren heeft gekregen. Hij zegt dat niet om te beschuldigen, maar om eraan te herinneren. Hij spreekt in de naam van alle naties waarvan de rechten worden geschonden en vergeten. Hij spreekt, omdat de waarheid en de zorg voor de mens hem daartoe verplichten.