
H. Paus Johannes Paulus II - 7 juni 1979
Ik kom dus naar dit bijzondere heiligdom waarin mag ik zeggen - de patroon van onze zware eeuw geboren werd, evenals negen eeuwen geleden de heilige Stanislaus, patroon van Polen, geboren werd onder het zwaard op de Skalka.
Ik kom om samen met u allen die vandaag hier bent gekomen - en samen met heel Polen en samen met heel Europa - te bidden. Christus wil dat ik, de opvolger geworden van de heilige Petrus, getuigenis afleg tegenover de wereld van wat de grootheid van de mens in onze tijd uitmaakt en zijn ellende. Van wat zijn nederlaag is en zijn overwinning.
Ik kom dus en kniel neer op dit Golgotha van de moderne wereld, op deze graven, grotendeels naamloos, zoals het grote graf van de onbekende soldaat. Ik kniel neer voor al die gedenkstenen, op een rij, waarop de gedachtenis gegrift staat van alle slachtoffers van Auschwitz in de volgende talen: Pools, Engels, Bulgaars, Zigeuners, Tsjechisch, Deens, Frans, Grieks, Hebreeuws, Jiddisch, Spaans, Nederlands, Servokroatisch, Duits, Noors, Russisch, Roemeens, Hongaars en Italiaans.
Samen met u blijf ik, geliefde deelnemers aan deze ontmoeting, in het bijzonder stil staan voor de gedenksteen met de inscriptie in de Hebreeuwse taal. Dit opschrift roept de gedachtenis op aan het volk, waarvan zonen en dochters bestemd waren voor de totale uitroeiing. Dat volk heeft zijn oorsprong in Abraham, die de vader is van ons geloof Vgl. Rom. 4, 12 , zoals Paulus van Tarsus het uitdrukte. Juist dit volk, dat van God het gebod ontvangen had, 'gij zult niet doden', heeft op bijzondere wijze in zichzelf ervaren wat doden betekent. Het is niemand toegestaan met onverschilligheid aan deze gedenksteen voorbij te gaan. Ik kies nog een andere steen uit om bij stil te staan, die in de russische taal. Ik voeg daaraan geen commentaar toe. We weten over welke natie die steen spreekt. We weten welk aandeel die natie heeft gehad in de laatste verschrikkelijke oorlog om de vrijheid van de volkeren. Aan deze steen kan men niet onverschillig voorbijgaan.
En tenslotte de laatste steen: die in de Poolse taal. Zes miljoen in aantal zijn de polen die tijdens de Tweede Wereldoorlog het leven hebben gelaten: een vijfde van de natie. Nog een etappe van de eeuwenlange strijd van deze natie, mijn natie, voor haar fundamentele rechten onder de volkeren van Europa. Nog een luide kreet om het recht op haar eigen plaats op de kaart van Europa. Nog een smartelijke gewetensonderzoek van de mensheid. Ik heb slechts drie stenen uitgekozen. We zouden stil moeten staan bij elk van de hier opgerichte stenen. En dat zullen we later ook doen.