H. Paus Johannes Paulus II - 1 mei 1987
"Dat zijn degenen die komen uit de grote verdrukking, die hun gewaden hebben witgewassen in het Bloed van het Lam" (Openb. 7, 14)
Onder deze zalige mannen en vrouwen, groeten wij vandaag met grote verering en heilige vreugde, een dochter van het Israëlitische volk, rijk in wijsheid en sterkte, gevormd door de strenge school van de Israëlitische traditie en gekarakteriseerd door een leven van deugd en versterving in het religieuze bestaan. Zij toonde een heroïsche kracht op de weg die liep naar de vernietiging. Samen met de gekruisigde Christus, gaf zij haar leven voor de ware vrede en voor het volk: Edith Stein, Joodse, filosoof, religieus en martelaar.
Zeer geëerde Heer Kardinaal, Beste Broeders en Zusters.
Met de zaligverklaring van vandaag, wordt een reeds lang gewenst verlangen, niet alleen door het Aartsbisdom Keulen, maar ook door vele christenen en vele gemeenschappen in de kerk, verwezenlijkt. Zeven jaar geleden al, heeft de Duitse bisschoppelijke conferentie eensgezind dit verzoek overhandigd en aan dit verzoek hebben andere bisschoppen die sympathiseren met deze zaak, ook uit andere landen zich aangesloten. Daarom is de vreugde die wij allen vandaag voelen, groot bij het volbrengen van deze bede en in het kunnen bevestigen in deze plechtige liturgie, voor de gelovigen en in naam van de kerk dat Zr. Teresa Benedicta a Cruce nu zalig is in de Glorie van God. Van nu af aan, kunnen wij haar vereren als martelaar en haar bijstand vragen voor de troon van God. Daarom ben ik blij samen met u allen en vooral met haar medezusters van de Karmel van Keulen en Echt, en met allen die behoren tot deze religieuze orde. Behalve dit, wekt het ons gevoelens op van vreugde en dankbaarheid de gelegenheid dat Joodse broeders en zusters en vooral de familieleden van Edith Stein, hier samen zijn in deze liturgische viering.
"Toont U op de dag van onze nood en maakt ons sterk, Heer. (Est. 14, 12)
De woorden van deze smeekbede, die wij hoorden in de eerste lezing van de liturgie van vandaag, spreekt Ester,een dochter van Israël, uit in tijden van de ballingsschap van Babylonië. Haar gebed gericht tot God op het moment van dodelijk gevaar voor haar en heel haar volk, raakt ons diep. " Mijn Heer, mijn enige Koning, sta mij bij in mijn nood, omdat ik geen andere hulp heb dan U, omdat het gevaar zo dichtbij is....Heer, U hebt Israël gekozen onder alle volkeren en onze ouders onder al zijn voorvaderen, om van hen Uw Eeuwig erfdeel te maken.....O God, almachtig over alle dingen bevrijdt ons." (Est. 14, 3-9)
De angst voor de dood waarvoor Ester beefde, verscheen toen de invloed van de machtige Ama, een dodelijke vijand van de joden, zich goed gevestigd had in heel Perzië, met het bevel om dit volk uit te roeien. Met de hulp van God en de overgave van haar eigen leven, droeg Ester bij op een beslissende manier aan de redding van haar volk.
Deze smeekgebed welke al ruim twee duizend jaar gebeden wordt, is door de feestelijke liturgie van vandaag, op de lippen gelegd van de dienares Gods Edith Stein, een dochter van het Israël van deze eeuw. Het gebed is opnieuw actueel geworden, omdat in het middelpunt van Europa, weer eens het plan van de vernietiging van de Joden tot leven is gekomen. Het heeft een ongelimiteerde ideologie aangenomen, in naam van een satanisch racisme dat het in praktijk brengt met desastreuze gevolgen.
Terwijl de dramatische gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog zich ontwikkelde, werden snel de concentratie kampen en de verbrandingsovens gebouwd. In deze verschrikkelijke plaatsen, vonden miljoenen zonen en dochters van Israël de dood, vanaf kinderen tot bejaarden. Het verschrikkelijke apparaat van de totalitaire staatsmacht had met niemand medelijden en gebruikte de meest gruwelijke manieren, ook tegen degenen die de moed hadden de Joden te verdedigen.
Edith Stein stierf in het concentratiekamp van Auschwitz, als dochter van haar gemartelde volk. Ondanks haar overplaatsing van Keulen naar de Karmel van Echt, vond zij daar slechts een voorlopige vluchtplaats voordat de toenemende vervolging tegen de joden begon. Na de bezetting van Holland, begonnen de nationaal socialisten daar ook onmiddellijk met de uitroeiing van de Joden, uitgezonderd in het begin de gedoopte Joden. Maar toen de katholieke bisschoppen van de Lage Landen hard protesteerden in de Nederland
Joden-deportatie
(20 juli 1942), tegen het wegvoeren van de Joden, wreekten de machthebbers zich door te bepalen dat ook de joden van het Katholieke geloof, uitgeroeid moesten worden.
Zo begon Zr. Teresa Benedicta a Cruce, samen met haar geliefde zuster Rosa, die haar toevlucht genomen had in de Karmel van Echt, haar weg naar het martelaarsschap.
Toen het uur gekomen was om de Karmel te verlaten, heeft Edith haar zus bij de hand genomen en zei: kom, laten wij ons aanbieden voor ons volk. Met de kracht van een leerling van Christus en bereid zich op te offeren voor Hem, zag zij, zelfs in haar duidelijke zwakheid, hierin een manier om dienstbaar te zijn aan haar volk. Reeds enige jaren eerder had zij zich vergeleken met koningin Ester, samen in ballingschap met het Perzische hof.
In een van haar brieven lezen we het volgende:
Ik heb de zekerheid dat de Heer mijn leven ten gunste van alle Joden heeft aangenomen. Ik denk steeds aan koningin Ester, die weggevoerd werd van haar volk, juist om aan de koning aangeboden te worden ten gunste van het volk. Ik ben een kleine Ester, heel arm en zwak, maar de Koning die mij heeft uitgekozen, is oneindig groot en vol erbarmen.
Dierbare Broeders en Zusters.
Samen met het gebed van Ester, vinden we een aanhaling uit de brief aan de Galaten. De apostel Paulus schrijft: "Wat mij betreft, moge God mij vrijwaren van eigen glorie, tenzij aan het Kruis van Onze Heer Jezus Christus, waardoor de wereld is gekruisigd voor mij en ik voor de wereld". (Gal. 6, 14)
Ook Edith Stein vond op haar levensweg dit mysterie van het Kruis, aangekondigd door de H. Paulus in deze brief aan de Christenen van Galatie. Edith Stein heeft Christus ontmoet en deze ontmoeting heeft haar stap voor stap gebracht tot de Karmel. Als dochter van Israël "tot de glorie van de allerheiligste naam van God" en eveneens als Zr. Teresa Benedicta a Cruce, d.w.z. gezegend door het Kruis.
Heel het leven van Edith Stein is getekend door een onvermoeibaar zoeken naar de waarheid en is verlicht door de zegen van Christus' Kruis. Haar eerste ontmoeting met de realiteit van het Kruis had zij in de persoon van een zeer religieuze weduwe van een collega studievriend voor wie de tragische dood van haar man geen motief was voor twijfel voor haar eigen geloof, maar een gelegenheid waarin zij in het Kruis van Christus kracht en troost vond. Later schreef Edith Stein over deze tijd:
"Het was mijn eerste ontmoeting met het Kruis en de kracht die God geeft aan diegenen die Hem meedragen....Op dit ogenblik verdween mijn ongeloof en Christus toonde zich glorievol: Christus in het mysterie van het Kruis.
Haar leven en haar kruisweg zijn intiem verbonden aan het einddoel van het Joodse volk. In een gebed, belijdt zij aan de Heer dat zij wist dat het Kruis nu op de schouders van het Joodse volk gelegd was en dat allen die dit begrepen klaar moesten staan om het op hun eigen schouders te nemen in naam van allen.
Ik wilde het doen als Hij mij de manier zou tonen.
Te gelijkertijd heeft zij de inwendige zekerheid dat God haar gebed zou verhoren. Hoe meer nazistische kruisen men zag langs de weg, hoe meer Christus' Kruis zich zal opheffen in haar eigen leven.
Toen zij intrad in de Karmel van Keulen onder de naam van Zr. Teresa Benedicta a Cruce, om deel te nemen op een nog intenser manier, aan het mysterie van Christus Kruis, wist zij dat zij "getrouwd" zou zijn met Christus in het teken van het Kruis. Op de dag van haar eerste geloften, leek het haar, zoals zij zelf zei, of ze de echtgenote was van het Lam. Zij was ervan overtuigd, dat haar hemelse Echtgenoot haar wilde binnenvoeren in het meest intieme mysterie van het Kruis.
In haar studiejaren van de psychologie, filosofie, geschiedenis en Germaanse filologie in Breslau, Göttingen en Freiburg, nam God geen enkele plaats in haar leven. Toch streefde zij een hoog verheven ethisch idealisme na. In overeenstemming met haar groot intellectueel talent, wilde zij niets aannemen wat niet bewezen was, ook het geloof van haar ouders niet. Zij verlangde zelfstandig tot de diepte van de dingen door te dringen. Daarom zocht ze onvermoeibaar de waarheid. Later toen ze terug keek op deze tijd van spirituele onzekerheid, erkende zij deze tijd als een zeer voorname etappe in het proces van haar innerlijke rijpheid, toen ze bevestigde "mijn zoeken naar de waarheid was al een werkelijk en eigen gebed " een buitengewoon mooie zin voor allen die moeilijkheden hebben om in God te geloven! Het zoeken naar de waarheid is reeds in je binnenste , een zoeken naar God.
Onder de sterke invloed van haar meester Husserl en van de fenomenologische school, legde deze onrustige studente zich steeds bewuster toe op de filosofie. Zij begreep echter, dat ze alles moest beschouwen zonder voor ingenomenheid en alle bijgedachten verwerpen. De ontmoeting met Max Scheler in Göttingen gaf Edith Stein het eerste contact met de Katholieke ideeën. Zij zelf schreef hierover
"De moeilijkheden van de rationalistische vooroordelen, waarin zij opgegroeid was zonder het te weten, verdwenen en de wereld van het geloof verscheen ineens voor mij, hiervan maken de personen waarmee ik dagelijks in verbinding stond, een vast deel uit en werden door mij gezien met bewondering."De lange strijd om tot een persoonlijke beslissing te komen om het geloof in Christus aan te nemen, eindigde in 1921 toen zij begon te lezen in het boek: Het leven van Teresa van Avila, geschreven door de Heilige zelf en gevonden in het huis van een vriendin. Onmiddellijk was zij diep getroffen door de lectuur en zij stopte niet voordat zij aan het einde was.
"Toen ik de lectuur gelezen had, zei ik tot mijzelf dit is de waarheid, ik las heel de nacht, tot het licht werd."In die nacht, vond zij de waarheid; niet de waarheid van de filosofie, maar de waarheid in de persoon, de liefhebbende jij van God. Edith Stein was op zoek naar de waarheid en vond God. Zonder lang te wachten, vroeg zij om het doopsel en opgenomen te mogen worden in de Katholieke Kerk.
Het ontvangen van de doop, betekende voor Edith Stein absoluut geen breking met haar Joodse volk. Integendeel, zij bevestigt dit.
"Toen ik nog een meisje was van 14 jaar, liet ik de praktijk van de Joodse religie reeds achterwegen en slechts na mijn terugkeer tot God, voelde ik me weer Joodse."
Zij was zich altijd bewust dat zij aan Christus toe behoorde, niet alleen spiritueel maar ook door afstamming. Zij leed er zeer onder dat zij haar moeder veel verdriet had gedaan door haar bekering, maar bleef haar vergezellen naar de synagoge en herhaalde met haar de Psalmen. Op de bevestiging van haar moeder dat zij ook als joodse godvruchtig kon zijn, antwoordde zij, zonder twijfel, maar alleen als zij niets anders zou kennen.
Ondanks dat, na de ontmoeting met de geschriften van de H. Teresa van Avila, de Karmel de richtlijn van Edith Stein was geworden, moest zij meer dan 10 jaar wachten tot Christus haar toonde, in gebed, de weg naar de intrede in de Karmel. In haar beroep als mestra en onderwijzeres, in haar werk op school en in haar vormingstaak, grotendeels ontwikkeld in Speyer en later ook in Münster, bleef zij werken om "kennis en geloof" te verenigen. In deze taak wilde zij slechts instrument van de Heer zijn. Wie tot mij komt, wil ik tot Hem leiden.
Reeds in dit werk, leefde zij al als religieuze, deed in afzondering de drie geloften en werd een groot en geïnspireerde vrouw van het gebed. Intens de werken van H. Thomas van Aquino bestuderend, kwam zij tot de conclusie dat het mogelijk is de kennis in praktijk te brengen als een goddelijk werk. Slechts in de geest van deze overtuiging is het mogelijk om, in vol bewustzijn, opnieuw te beginnen (na de bekering) een wetenschappelijk werk. Ondanks haar grote liefde voor de wetenschap, gaat Edith Stein met heldere zekerheid begrijpen dat de kern van het Christen zijn niet het weten is maar het liefhebben.
Wanneer ten slotte Edith Stein in 1933 intrad in de Karmel van Keulen, betekende deze stap geen vlucht uit de wereld of uit haar eigen verantwoordelijkheden, maar een deelname, meer bewust, aan het volgen van het Kruis van Christus. In haar eerste samenspraak met de overste van deze Karmel, zei ze
"Wat ons kan helpen is niet de menselijke activiteit, maar het Lijden van Christus, mijn verlangen is daaraan mee te werken."
Daarom kon zij op het moment van haar inkleding geen ander verlangen uitdrukken dan dat zij in het religieuze leven genoemd zou worden "van het Kruis". En op het gedachtenisprentje van haar eeuwige geloften, schreef zij de zin van de H. Johannes van het Kruis " Mijn enige roeping van nu af aan is, nog meer beminnen."
Beste Broeders en Zusters.
Met heel de kerk, buigen we ons voor deze vrouw die wij, van nu af aan, zalig in de glorie van God mogen noemen. Wij buigen ons voor deze grote dochter van Israël die in Christus, de Verlosser, de volheid van haar geloof en van de zending voor het volk Gods, heeft ontdekt.
Volgens de overtuiging van Edith Stein, verliest degene die intreedt in de Karmel niet haar familie, maar ontmoet ze opnieuw, omdat onze roeping juist het "zijn voor allen tegenover God is."
Van af het ogenblik dat zij begon te begrijpen dat het doel van Israël's volk dat staat onder het teken van het Kruis, verlangde onze nieuwe Zalige zich steeds meer aan te passen aan Christus in zijn diepe mysterie van de verlossing, om de spirituele eenwording te voelen, met de veelzijdige smarten van de mens en de onrechtvaardigheden van deze wereld die tot de hemel roepen, uit te boeten. Als Benedicta van het Kruis wilde zij haar Kruis dragen samen met dat van Christus voor de redding van haar volk, haar kerk en de hele wereld. Aan God bood zij zich aan als boetende offergave voor de ware vrede en vooral voor haar verdrukte en vernederde volk. Toen zij begreep dat God opnieuw met kracht zijn hand op zijn volk had gelegd, was zij er van overtuigd dat de bestemming van dit volk, ook haar bestemming was.
In haar voorlaatste theologisch werk "H. Edith Stein / Teresia Benedicta a Cruce
Wetenschap van het Kruis (1 augustus 1942)", welke ze begon te schrijven in de Karmel van Echt, als Zr. Teresa Benedicta van het Kruis - welke ze echter niet kon voltooien, omdat zij haar weg van het Kruis in praktijk moest brengen - merkte zij op
" Wanneer wij over de Kennis van het Kruis spreken, bedoelen we dat niet puur theoretisch, maar drukken we een levende, reële en effectieve waarheid uit.
Toen de dreiging van de dood, die drukte op haar volk, als een dichte wolk over haar neer streek, toonde zij zich bereid om met haar eigen leven te getuigen, wat zij vroeger geleerd had: "Het is een roeping om te sterven met Christus " Met gevolg dat zij meewerkt aan zijn verlossingswerk Christus blijft leven in zijn lijden en in hen gaat zijn lijden door. Het ondergane leed samen met Christus is Zijn lijden, welke inherent is in het werk van de verlossing en daardoor wordt zij vruchtbaar.
Met haar zuster Rosa, legde zij de weg af naar de vernietiging, verenigd met haar volk en door haar volk. Toch heeft zij het lijden en de dood niet passief aangenomen, maar zij verenigde zich bewust met het verzoeningsoffer van onze Verlosser Jezus Christus. Enige jaren eerder schreef zij in haar geestelijk testament:
"Vanaf nu aanvaard ik de dood die God voor mij heeft weggelegd, met vreugde en volledige onderwerping aan zijn allerheiligste wil, ik vraag de Heer dat Hij zich verwaardigt mijn offer en mijn dood aan te nemen, tot zijn lof en eer, voor alle noden....van de H.Kerk."
De Heer heeft haar gebed verhoord.
De Kerk geeft ons vandaag tot onze verering en navolging de Zalige Martelares Teresa Benedicta van het Kruis, het voorbeeld van een heldhaftige navolging van Christus. Openen wij ons voor de boodschap die zij tot ons richt, als vrouw van geest en kennis, die in de kennis van het kruis de hoogste top van de wijsheid heeft gekend. Als grote dochter van het Joodse volk en grote christin te midden van miljoenen, onschuldige, gemartelde broeders. Zij zag dat het Kruis zonder medelijden naderde, maar zij vluchtte niet vol schrik; in tegendeel, aangespoord door de christelijke hoop, omarmde ze het met liefde en volledige overgave, en is binnen gegaan in het mysterie van het Paas geloof, begroette zij het toen het gebeurde:
"Gegroet O Kruis, enige hoop."
Zoals onze geëerde kardinaal Höffner zei in zijn korte pastorale brief: "Edith Stein is een gave van God, een waarschuwing en een belofte voor onze tijd, moge zij samen met ons, de voorspreekster zijn voor ons volk en voor alle anderen."
Beste Broeders en Zusters.
De Kerk van de 20e eeuw beleeft vandaag een grote dag! Laten wij ons diep buigen voor de getuigenis van het leven en de dood van Edith Stein, verheven dochter van Israël en tegelijkertijd dochter van de Karmel, Zr. Teresa Benedicta van het Kruis: een persoonlijkheid die een dramatische synthese van onze eeuw verenigt in haar rijke leven. De synthese van een geschiedenis, vol diepe wonden, die zelfs nu nog worden toegebracht, maar die mannen en vrouwen met verantwoordelijkheidsgevoel, hebben geprobeerd en nog proberen te helen. Gelijkertijd synthese van de volle waarheid over de mens, in een hart dat onrustig en ontevreden was zolang zij de vrede van God nog niet had gevonden.
Als wij ons geestelijk wenden naar de plaats van de marteling van deze grootse Jodin en Christelijke martelares, naar de plaats van deze verschrikkelijke gebeurtenis dat wij nu "Shoah" noemen, horen wij de stem van Christus, de Messias, de Mensenzoon, de Heer en Redder.
Als bode van het ondoorgrondelijke mysterie van God, zei Hij aan de Samaritanen bij de put van Jacob: "De Redding komt van de Joden. Maar het uur komt en is reeds gekomen, waarin de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid, want deze zijn de aanbidders die de Vader verlangt. God is Geest en zijn aanbidders moeten Hem aanbidden in geest en waarheid". (Joh. 4, 22-24).
Gezegend zij Edith Stein, Zr Teresa Benedicta van het Kruis, een waarachtige aanbidder van God in geest en waarheid.
Ja, gezegend is zij!, AMEN.