GEZAMENLIJKE VERKLARING VAN PAUS JOHANNES PAULUS II EN DE SYRISCH-ORTHODOXE PATRIARCH VAN ANTIOCHIë VAN DE SYRIëRS EN VAN HET HELE OOSTEN, MORAN MAR IGNATIUS ZAKKA I IWAS
(Soort document: Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen)
23 juni 1984
GEZAMENLIJKE VERKLARING VAN PAUS JOHANNES PAULUS II EN DE SYRISCH-ORTHODOXE PATRIARCH VAN ANTIOCHIë VAN DE SYRIëRS EN VAN HET HELE OOSTEN, MORAN MAR IGNATIUS ZAKKA I IWAS
Zijne heiligheid Johannes Paulus II, bisschop van Rome en Paus van de katholieke Kerk, en zijne heiligheid Moran Mar Ignatius Zakka I Iwas, Patriarch van Antiochië en heel het Oosten en opperhoofd van de universele syrisch-orthodoxe Kerk, knielen in alle nederigheid neer voor de hoge en verheven hemelse troon van onze Heer Jezus Christus en zeggen dank voor deze grootse gelegenheid welke hun is geboden om elkaar in zijn liefde te ontmoeten om de betrekkingen tussen hun twee Zusterkerken, de Kerk van Rome en de syrisch-orthodoxe Kerk verder te versterken - de reeds uitstekende betrekkingen door het gezamenlijk initiatief van hunne heiligheid gezegende gedachtenis Paus Paulus VI en Patriarch Moran Mar Ignatius Jacoub III.
Hunne heiligheid Paus Johannes Paulus II en Patriarch Zakka I wensen plechtig de horizon van hun broederschap te verruimen en bevestigen hiermee de uitdrukkingen van de diepe geestelijke gemeenschap welke hen en de prelaten, geestelijken en gelovigen van hun beide Kerken reeds verenigt, om deze banden van geloof, hoop en liefde te versterken en voortgang te maken in het vinden van een volledig gemeenschappelijk kerkelijk leven.
Allereerst belijden hunne heiligheid het geloof van hun twee kerken dat door het Concilie van Nicea van het jaar des Heren 325 is geformuleerd en algemeen bekend is als 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381). Zij realiseren zich vandaag, dat de verwarringen en schisma's die in later eeuwen tussen hun kerken plaatsvonden, op geen enkele wijze het wezen van hun geloof aantasten of raken, omdat deze slechts ontstonden ten gevolge van verschillen in woordgebruik en cultuur en in de verschillende formuleringen die door de verschillende theologische scholen werden gebruikt om dezelfde zaak uit te drukken. Bijgevolg achten wij vandaag geen werkelijke grond aanwezig voor de betreurenswaardige verdeeldheden en schisma's die nadien tussen ons ontstonden betreffende de leer van de menswording. In woord en leven belijden wij de ware leer over Christus onze Heer, niettegenstaande de verschillen in de interpretatie van een leer welke ontstond in de tijd van het Concilie van Chalcedon.
Daarom willen wij plechtig onze belijdenis van het gemeenschappelijk geloof in de menswording van onze Heer Jezus Christus opnieuw bevestigen, zoals
Secretariaat voor eenheid der Christenen
Gezamenlijke Verklaring van Zijne Heiligheid Paus Paulus VI en Zijne Zaligheid Mar Ignatius Jacoub III, patriarch van de Kerk van Antiochië van de Syriërs en van het hele Oosten (27 oktober 1971) in 1971 deden. Zij ontkenden dat er enig verschil was in het geloof dat zij beleden in het mysterie van het vleesgeworden en werkelijk mens geworden Woord van God. Op onze beurt belijden wij, dat Hij voor ons mens werd door een werkelijk lichaam met een redelijke ziel aan te nemen. Hij deelde ons menszijn in alles, uitgenomen de zonde. Wij belijden dat onze Heer en onze God, onze Verlosser en koning van alles, Jezus Christus, volmaakt God is wat zijn godheid betreft en volmaakt mens wat zijn mensheid betreft. In Hem is zijn godheid verenigd met zijn mensheid, zonder vermenging of verwisseling, zonder verwarring, zonder verandering, zonder verdeling, zonder de minste scheiding. Hij die God is, eeuwig en ondeelbaar, werd zichtbaar in het vlees en nam de gestalte van een dienstknecht aan. In Hem zijn op een werkelijke, volmaakt onverdeelde en ongescheiden wijze godheid en mensheid verenigd en in Hem zijn al hun eigenschappen aanwezig en werkzaam.
Daar wij hetzelfde begrip van Christus hebben belijden wij ook hetzelfde begrip van zijn mysterie. Mensgeworden, gestorven en weer verrezen, heeft onze Heer, God en Verlosser, zonde en dood overwonnen. Door Hem is het de mens gegeven gedurende de tijd tussen Pinksteren en de tweede komst, de periode welke ook de laatste tijdsfase is, de nieuwe schepping te ervaren, het koninkrijk van God, het omvormende gist (
Mt. 13, 33) dat reeds in ons midden aanwezig is. Want deze God heeft een nieuw volk gekozen, zijn heilige kerk welke het lichaam van Christus is. Door het woord en de sacramenten is de Heilige Geest werkzaam in de Kerk om iedereen te roepen en hen tot ledematen van dit lichaam van Christus te maken. Zij die geloven zijn gedoopt in de naam van de heilige Drie-eenheid om één lichaam te vormen en door het heilig Sacrament van de zalving van het Vormsel wordt hun geloof vervolmaakt en versterkt door dezelfde Geest.
Het sacramentele leven vindt zijn vervulling en hoogtepunt in de heilige Eucharistie, zodanig, dat de Kerk door de Eucharistie zich het diepst verwezenlijkt en haar natuur kenbaar maakt. Door de heilige Eucharistie breidt het gebeuren van het Pasen van Christus zich uit tot heel de Kerk. Door het heilig Doopsel en Vormsel zijn de ledematen van Christus namelijk door de Heilige Geest gezalfd, geënt op Christus; en door de heilige Eucharistie wordt de Kerk wat ze bedoeld is te zijn door Doopsel en Vormsel. Door de gemeenschap met het lichaam en bloed van Christus groeien de gelovigen in die mysterievolle vergoddelijking welke hen door de Heilige Geest doet verblijven in de Zoon als kinderen van de Vader.
De andere Sacramenten die de katholieke Kerk en de syrisch-orthodoxe Kerk van Antiochië samenhouden in een en dezelfde opvolging van de apostolische bediening, dat wil zeggen de heilige Wijdingen, het Huwelijk, de Verzoening van boetelingen en de Ziekenzalving, staan gericht op de viering van de heilige Eucharistie, welke het middelpunt van het sacramentele leven is en de voornaamste zichtbare uitdrukking van de kerkelijke gemeenschap. De gemeenschap van Christenen met elkaar en van de plaatselijke Kerken verenigd rond hun wettige bisschoppen wordt verwezenlijkt in de samengekomen gemeenschap welke hetzelfde geloof belijdt, die in hoop vooruitgrijpen naar de komende wereld en in de verwachting van de wederkomst van de Verlosser en welke gezalfd is door de Heilige Geest die in haar verblijft met een liefde welke nooit tekort schiet.
Omdat zij de voornaamste uitdrukking is van de christelijke eenheid tussen de gelovigen en tussen de bisschoppen en priesters, kan de heilige Eucharistie nog niet door ons geconcelebreerd worden. Een dergelijke viering veronderstelt een volledige gelijkheid van geloof, zoals tussen ons niet bestaat. Bepaalde kwesties die de wil van de Heer voor zijn Kerk betreffen, alsook de leerstellige implicaties en canonieke bijzonderheden van de tradities die eigen zijn aan onze gemeenschappen welke te lang gescheiden zijn geweest, moeten namelijk nog worden opgelost.
Onze gelijkheid in het geloof, hoewel nog niet volledig, geeft ons het recht een samenwerking tussen onze kerken te overwegen in de pastoraal en in situaties die tegenwoordig veelvuldig voorkomen zowel vanwege de verspreiding van onze gelovigen over heel de wereld als vanwege de precaire omstandigheden van deze moeilijke tijd. Het is namelijk voor onze gelovigen geen zeldzaamheid, dat het fysiek of moreel onmogelijk is een priester van hun eigen kerk te bereiken. In het verlangen aan hun noden tegemoet te komen en met hun geestelijk voordeel voor ogen, staan wij hen toe in zulke gevallen de Sacramenten van Biecht, Eucharistie en Ziekenzalving van wettige priesters van elk van onze twee Zusterkerken te vragen wanneer zij die nodig hebben. Het zou een logische consequentie van de samenwerking in de pastoraal zijn samen te werken bij de priesteropleiding en het theologisch onderwijs. De bisschoppen worden aangemoedigd de mogelijkheden voor theologisch onderwijs te delen, waar zij dit raadzaam oordelen. Terwijl wij dit doen, vergeten wij niet dat wij nochtans alles moeten doen wat in onze macht ligt om de volle zichtbare gemeenschap te bereiken tussen de katholieke Kerk en de syrischorthodoxe Kerk van Antiochië en onze Heer voortdurend te smeken ons die eenheid te verlenen welke ons alleen in staat zal stellen een volledig eenstemmig getuigenis van het evangelie aan de wereld te geven.
Terwijl wij de Heer danken die het ons mogelijk heeft gemaakt elkaar te ontmoeten en de troost te ervaren van het geloof dat wij gemeenschappelijk hebben (Rom. 1, 12) en tegenover de wereld het mysterie van de persoon van het mensgeworden Woord en zijn verlossingswerk, de onwrikbare grondslag van dat gemeenschappelijk geloof te verkondigen, verplichten wij ons plechtig alles te doen wat in ons is om de laatste belemmeringen die de volle gemeenschap tussen de katholieke Kerk en de syrisch-orthodoxe Kerk van Antiochié nog in de weg staan te verwijderen, zodat wij met één hart en één stem het Woord kunnen verkondigen: “Het ware licht dat iedere mens verlicht” en dat allen “die in zijn naam geloven kinderen van God vermogen te worden” (Joh. 1, 9-12).
Rome, 23 juni 1984.
Paus Johannes Paulus II
Moran Mar Ignatius Zakka I Iwas,
Syrisch-orthodoxe patriarch van Antiochië van de Syriërs en van het hele Oosten
© 1984, Archief van Kerken 39e jrg. nr. 8 p. 35-36