• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

TEMPUS IAM ADVENIT
Plechtige sluiting van de 2e Zittingsperiode van het Tweede Vaticaans Concilie

Eerbiedwaardige Broeders,

Het ogenblik is nu aangebroken om deze tweede zittingsperiode van het Tweede Oecumenisch Vaticaans Concilie te beëindigen.

Reeds gedurende lange tijd zijt gij, waakzame Herders, afwezig van uw respectievelijke zetels, waar de uitoefening van het heilig ambt uw tegenwoordigheid, uw beleid en uw werklust opeist, nu is het moeilijke, inspannende en langdurige werk voltooid, dat gij in deze tijd van het Concilie wegens de religieuze plechtigheden, het wetenschappelijke werk en de bijeenkomsten hebt verricht; reeds zijn wij de heilige Advent begonnen, waardoor onze harten worden voorbereid om op waardige wijze de ieder jaar terugkerende, altijd plechtige, wondervolle en vrome gedachtenis te vieren van de Geboorte van Onze Heer Jezus Christus; en niemand van ons kan zich in deze schone tijd van het jaar aan andere gedachten wijden, hoe verheven en heilig ook, dan aan de viering van dit onuitsprekelijke mysterie, waardoor het Woord van God vlees is geworden; niemand van ons ook kan deze heilige plechtigheden op een andere plaats verrichten, hoe edel en eerbiedwaardig ook, dan daar, waar de goddelijke Voorzienigheid aan ieder van ons een bepaalde Kerk, een bepaalde communiteit of een bepaald priesterlijke of Herderlijke taak heeft toevertrouwd.

Wij moeten dus wederom de loop van deze zo belangrijke Conciliebijeenkomsten onderbreken; wij moeten elkaar onze broederlijke en vriendelijke groeten geven; wij moeten weer opnieuw het komen en gaan van de dingen ondervinden, die door de tijd worden voortgebracht of weggenomen; wij moeten van elkaar scheiden, nadat wij als het ware in broederlijke besprekingen blijde dagen en heuglijke gebeurtenissen hebben beleefd.

Bewogen dankbetuigingen van de H. Vader
Maar Wij wensen dit niet te doen alvorens God te bedanken voor de weldaden, die Hij ons in deze tijd en bij deze gelegenheid geschonken heeft. Wij kunnen ook niet nalaten Onze erkentelijkheid te uiten aan hen, die bij deze zittingsperiode van het Vaticaans Concilie tegenwoordig zijn geweest en op een of andere wijze aan haar gunstig verloop hebben meegewerkt. Onze grootste dank gaat uit naar de Vaders van het Oecumenisch Concilie, het Presidium, de Coördinatie-Commissie, de Moderatoren en op bijzondere wijze ook naar het Algemeen Secretariaat; verder ook naar de Deskundigen en naar hen, die zich door middel van de pers of de televisie hebben ingespannen om onze zaak te bevorderen; Wij danken ook degenen, die de Vaticaanse Basiliek voor het Concilie hebben ingericht en in gereedheid gebracht; en tenslotte hen, die hun medewerking hebben verleend om de Concilievaders gastvrijheid te verlenen en met hun verschillende diensten bij te staan; eveneens betuigen Wij onze bijzondere dank aan die Vaders, die door hun bijdragen een passende organisatie van deze gebeurtenis hebben mogelijk gemaakt, hun minder goed bedeelde Broeders in het Episcopaat te hulp zijn gekomen, de Kerk in haar grote noden hebben bijgestaan of die de mensen geholpen hebben die door de jongste rampen zijn getroffen.

Alvorens onze werkzaamheden te beëindigen, zou het juist van pas komen om er een kort overzicht van te geven en onze aandacht te vestigen op het verloop ervan en op de behaalde resultaten. Dit zou Ons echter niet alleen te ver voeren, maar het is Ons ook niet mogelijk om alles absoluut te behandelen, want talrijke zaken van dit Concilie behoren immers tot het terrein van de genade en tot dat intieme rijk van de geest, waarin men niet altijd gemakkelijk kan binnendringen. Er komt nog bij dat vele vruchten van die werkzaamheden nog niet tot rijpheid zijn gekomen, maar als het zaad, dat aan de voren is toevertrouwd, in de toekomst met Gods hulp als het ware een zuivere en heilzame oogst doen verwachten.

Verheerlijking van de Heer
Maar om niet uit deze gewijde aula van het Oecumenisch Concilie heen te gaan zonder ons de goddelijke weldaden te herinneren, die uit deze gebeurtenis voortgekomen zijn, wensen Wij u op de eerste plaats openlijk en ernstig te verzekeren, dat het Concilie sommige doelstellingen, waarop het gericht was, althans gedeeltelijk met succes heeft bereikt. Want daar de Kerk zich had voorgesteld te groeien in bewustzijn en kennis van zichzelf, is er op dit ogenblik door de Herders en de Leraren van de Kerk een uitgebreid onderzoek ingesteld over het mysterie, waaruit de Kerk haar oorsprong en haar vorm heeft verkregen. Dit onderzoek is nog wel niet voltooid, maar juist de moeilijkheid om bij dit onderzoek tot een conclusie te komen toont reeds voldoende de diepte en de uitgebreidheid van deze leer aan en zij brengt ons allen ertoe om onze pogingen en krachten te verenigen teneinde haar grondig te begrijpen en op de juiste wijze tot uitdrukking te brengen. Deze pogingen hebben inderdaad het voordeel dat zij onze geest en die van de gelovigen, die aandachtig onze vergaderingen volgen, noodzakelijk tot Christus leiden, uit wie alles voortkomt en tot wie wij alles kunnen terugbrengen volgens het woord van de H. Paulus: "door Hem het heelal met zich te verzoenen" (Kol. 1, 20); en tevens hebben zij tot resultaat dat niet alleen onze vreugde wegens onze deelname aan het mystieke Lichaam van Christus vermeerderd wordt, maar dat daardoor ook onze wederzijdse liefde groeit, dat het gehele leven van de Kerk bezielt en leidt. Laten wij ons dus verheugen, Eerbiedwaardige Broeders! Want wanneer heeft de Kerk, zoals zij nu is, ooit zo'n volledig bewustzijn van zichzelf verkregen; wanneer heeft zij met zo'n sterke liefde Christus bemind; wanneer heeft zij met zo'n blijde, eensgezinde en krachtige wil Christus nagevolgd; wanneer heeft zij tenslotte ooit met zoveel bezorgdheid de haar toevertrouwde taak vervuld? Laten wij ons verheugen, Eerbiedwaardige Broeders! Wij hebben immers geleerd elkander te begrijpen en met elkaar te spreken. Nog niet zo lang geleden waren wij als vreemdelingen van elkaar hierheen gekomen, en nu zijn wij door de banden van vriendschap verbonden. Hebben wij niet door eigen ondervinding ervaren hoe waarachtig de woorden van de H. Paulus zijn, waarmee hij de Kerk zelf heeft beschreven: "Zo zijt gij dus geen vreemdelingen en {{bijwoners}} meer, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten, van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl de sluitsteen Christus Jezus zelf is"? (Ef. 2, 19-20). Mogen wij dan nu niet reeds de toekomstige ontwikkeling van de canonieke wetten zien, waardoor de Kerkbestuurd wordt? Wij zijn van mening dat deze verdere ontwikkeling geen ander doel kan hebben dan om vooral aan de afzonderlijke leden van de Kerk en aan elk der ambten een grotere waardigheid toe te kennen en uitgebreidere volmachten in hun werkzaamheden te verlenen; en vervolgens om de gewijde macht, tengevolge waarvan de gehele organisatie van de katholieke maatschappij langs de verschillende rangen van de hiërarchie stevig verankerd is, steeds meer te versterken door haar innerlijke kracht: de groei van haar liefde, haar saamhorigheid en haar wederzijdse waardering als uitgangspunt te nemen. Daarom dient men dan ook dit Concilie te beschouwen als een grote gebeurtenis en een buitengewoon geschenk van God aan Zijn Kerk, zodat ons hart vurig begint te ontbranden wanneer wij daaraan denken en ons dit voorstellen.
Voortreffelijkheid van de werkzaamheden van het Concilie
Indien Wij Onze gedachten laten gaan over de werkzaamheden van het Concilie, dan vinden Wij daarin een nieuwe reden tot voldoening, omdat gij bij het volbrengen ervan zo'n groot, ijverig en werkzaam aandeel hebt gehad. De Vaticaanse Basiliek, waarheen wij allen in zo'n grote en eerbiedwaardige menigte zijn samengestroomd, toonde wederom een wonderlijk schouwspel: dit heeft onze harten van diepe bewondering, vroomheid en bovenaardse vreugde vervuld. Opnieuw zijn Wij zeer verheugd dat Wij hier de geachte Waamemers aanwezig zien, die zo hoffelijk zijn geweest aan Onze uitnodiging gehoor te geven en de werkzaamheden van het Concilie hebben bijgewoond. Tevens was de aanwezigheid van de Toehoorders Ons een reden tot vaderlijke troost: zij hebben stilzwijgend maar met de grootste aandacht uw vergaderingen gevolgd; want deze Ons zeer dierbare zonen vertegenwoordigen die ontelbare menigte katholieke leken, die zich beijveren om onder het gezag van de hiërarchie der Kerk het Rijk van God te helpen uitbreiden. In deze aula, op dit plechtig uur heeft dit alles een geheimnisvolle betekenis; dit alles is bijna welsprekend en het wekt de harten der aanwezigen op tot een beschouwing van het hemelse en tot een voorstelling van de goddelijke verwachting.

En niet minder zijn Wij verheugd wanneer Wij de werkwijze en de methode beschouwen, waarmee het Concilie tot vandaag is voortgegaan.

Wij moeten hier wijzen op een dubbel aspect van het werk van het Concilie door op te merken dat dit een buitengewone activiteit heeft ontwikkeld en dat er tevens een algehele vrijheid bestond om de verschillende meningen uiteen te zetten. Deze dubbele verdienste verdient inderdaad Onze hoogste waardering, want dit was een bijzonder kenmerk van deze Oecumenische Synode en het zal een blijvend voorbeeld voor de toekomst zijn. De Kerk bedient zich immers van deze methode in onze tijd, nu haar activiteit de grootste kracht en haar hoogtepunt bereikt heeft: een activiteit, die buitengewoon intensief en spontaan is. Ook al waren de meningen, die in het Concilie gehoord werden, talrijk, verscheiden en zelfs onderling totaal verschillend, toch vermindert dit geenzins Onze voldoening: het is zelfs een duidelijk teken dat de bewijsvoeringen van de zittingen zeer diepgaand en hoogst belangrijk waren en dat zij naar voren werden gebracht meteen ongelooflijke ijver en een even grote vrijheid, zoals Wij hierboven reeds hebben aangegeven.

Het eerste plechtige besluit

Overigens hebben deze vurige en moeilijke discussies al een zeker uitstekend resultaat bereikt: want het onderwerp, dat vóór al de andere behandeld is en dat krachtens haar wezen en haar waardige plaats in de Kerk in zekere zin het verhevenste is, namelijk de heilige Liturgie, is met een gunstige uitslag bekroond en wordt vandaag door Ons op plechtige wijze afgekondigd. Daarover verheugen Wij Ons met een oprechte vreugde. Wij constateren immers dat hierin de waarden en de plichten in een harmonische verhouding tot elkaar staan, want wij erkennen hierdoor:

  • aan God moet de hoogste plaats worden toegekend;
  • het gebed tot God is onze eerste plicht;
  • de H. Liturgie is de eerste bron van die gemeenschap met God, waardoor het goddelijk leven aan ons wordt medegedeeld;
  • het is de eerste leerschool van ons geestelijk leven;
  • het is de eerste gave welke wij aan de gelovigen moeten schenken, die met ons door het geloof en door gebedsijver verbonden zijn;
  • het is tenslotte de eerste uitnodiging aan de mensen om hun stilzwijgen te doen overgaan in een heerlijk en waarachtig gebed en om die onuitsprekelijke kracht te gevoelen, welke de ziel als het ware verkwikt en welke gelegen is in het gezamenlijk bezingen van de lof van God en van de verwachting der mensen door Jezus Christus en in de Heilige Geest.

Wij willen hier niet stilzwijgend voorbijgaan hoezeer de gelovigen van de Oosterse Kerk de goddelijke Liturgie in ere houden en met welk een nauwkeurigheid en ijver zij de heilige ceremoniën verrichten; voor deze gelovigen is de H. Liturgie steeds een leerschool van de waarheid en de vlam van de christelijke naastenliefde.

Daarom zal onze moeite beloond worden als wij deze vrucht van ons Concilie bewaren, want zij moet het leven van de Kerk bezielen en in zekere zin karakteriseren: de Kerk is immers op de eerste plaats een religieuze gemeenschap, een biddende communiteit, een volk dat zich krachtig ontwikkelt door de glans van het inwendig leven en door de ijver voor de godsdienst, welke beide gevoed worden door het geloof en de bovennatuurlijke genade. Indien Wij nu sommige vormen van de eredienst hebben vereenvoudigd opdat zij beter door de gelovigen zullen begrepen worden en meer overeen zullen stemmen met het taalgebruik van onze tijd, dan heeft deze opzet zeker niet de bedoeling om de belangrijkheid van het gebed te onderschatten of om het achter te stellen bij de overige zorgen van het priesterlijk en apostolisch ambt en ook niet om iets weg te nemen van haar symbolische kracht en van de eeuwenoude schoonheid van haar kunst; maar om de Liturgie zuiverder te maken, zodat zij meer in overeenstemming is met het eigen karakter van haar natuur, de bronnen van het geloof en van de genade dichter benadert en tenslotte gemakkelijker de geestelijke rijkdom van het volk wordt.

Opdat dit zo goed mogelijk zal gebeuren, willen Wij niet dat iemand inbreuk maakt op de voorschriften omtrent het openbaar gebed van de Kerk door op eigen initiatief veranderingen of afzonderlijke ceremoniën in te voeren; en ook niet dat iemand zich het recht toe-eigent om de 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963)
, die Wij vandaag uitvaardigen, volgens eigen willekeur uit te voeren voordat de juiste en vaste voorschriften hierover gegeven zijn en de veranderingen wettig zijn goedgekeurd, die de tot dat doel aangestelde Commissies na het Concilie hebben gereed gemaakt. Dit voortreffelijke gebed van de H. Kerk moge dan ook eenstemmig over de aarde weerklinken: niemand mag daarin verwarring stichten, niemand mag haar afbreuk doen.

Een ander niet minder belangrijk resultaat van ons Concilie is het 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Inter Mirifica
Over de publiciteitsmedia
(4 december 1963)
: het zal openlijk verklaren dat de Kerk het uitwendige leven met het inwendige, het actieve met het beschouwende en het apostolaat met het gebedsleven vermag te verenigen. Hierdoor zal onze Synode, naar Wij hopen, er ook in slagen om de talrijke vormen van activiteit te leiden en aan te moedigen, die als instrument of als document de uitoefening van de zielzorg en geheel het apostolaat van de katholieken over de wereld ten dienste staan.

Tenslotte dient men tot de resultaten van het Concilie ook meerdere volmachten te rekenen, die Wij bij Ons streven naar het pastorale doel van deze Synode aan het bisschoppelijk ambt hebben willen verbinden, vooral voor de Bisschoppen die over een gewone jurisdictiemacht beschikken.

Maar dit is nog niet alles, want het Concilie heeft veel werk verzet. Zoals u bekend is, is zij besprekingen begonnen over tal van onderwerpen, welke zich in diepgaande en gezaghebbende meningen steeds verder ontwikkelen en welke tenslotte na behandeling definitief zullen worden voorgesteld en wettig worden uitgevaardigd.

Er zijn echter ook andere kwesties, die nog overwogen dienen te worden en die op hun beurt in discussie zullen worden gebracht. Wij hopen dat zij in de derde zittingsperiode, die in de herfst van het volgend jaar moet gehouden worden, met succes zullen worden opgelost. Wij betreuren het geenszins dat onze geest een tijd lang over zulke belangrijke problemen in gedachten verzonken blijft. Want Wij vertrouwen dat in deze tussentijd de desbetreffende Commissies, van wier daadwerkelijke hulp Wij veel verwachtingen koesteren, met inachtneming van de meningen der Concilievaders in de Algemene Congregaties, in de komende bijeenkomsten van het Concilie diep doordachte formuleringen naar voren kunnen brengen, die kort maar krachtig in weinig woorden zijn samengevat, zodat de discusses, die volgens Onze wil altijd vrij moeten zijn, gemakkelijker en vlotter zullen verlopen. De voornaamste onderwerpen ter bestudering hiertoe behoort bijvoorbeeld de kwestie over de goddelijke Openbaring, die het Concilie zó moet oplossen, dat van de ene kant het heilig erfdeel van de door God overgeleverde waarheden tegen dwalingen, misbruiken en twijfels beschermd wordt die afbreuk doen aan haar innerlijke kracht en dat van de andere kant de juiste richtlijnen gegeven worden voor de studie van de H. Schrift, van de Kerkvaders en de theologie, die voortdurend actief, voorzichtig en vastberaden bevorderd wordt door deskundige katholieken, die trouw zijn aan het kerkelijk leergezag en ieder geschikt hulpmiddel van deze tijd daarvoor gebruiken.

Tevens behoort hiertoe ook het grote en ingewikkelde vraagstuk over het Episcopaat, dat, gezien de logische rangschikking der te behandelen onderwerpen en haar eigen belangrijkheid, de eerste plaats inneemt in dit Tweede Oecumenisch Vaticaans Concilie dat, gelijk wij nooit moeten vergeten, als het ware de natuurlijke voortzetting en aanvulling is van het Eerste Oecumenische Vaticaans Concilie. Deze Synode dus, die de voorrechten niet afwijst maar bevestigt welke Christus heeft ingesteld en aan de Paus verleend heeft en die Hij voorzien heeft van alle gezag dat nodig is voor het bestuur van de universele Kerk, zal volgens de leer van Onze Heer Jezus Christus en de zuivere traditie van de Kerk de natuur en de functie van het Episcopaat trachten duidelijk te maken, welke door God zijn ingesteld; en zij zal vaststellen wat de macht van het Episcopaat is en hoe deze gebruikt moet worden, zowel voor iedere Bisschop afzonderlijk als voor allen tezamen: aldus wordt het eminente ambt van de Bisschop waardig belicht, niet als een onafhankelijke instelling los van het Pontificaat van Petrus, en nog veel minder in tegenstelling daarmee, maar eensgezind met hem en onder hem strevend naar het gemeenschappelijk goed en het laatste doel van de Kerk. Aldus zal het toenemen van krachten de hiërarchie van de Kerk versterken in plaats van haar te verzwakken; het zal de onderlinge samenwerking doen groeien in plaats van haar te verminderen; het zal de activiteit van het apostolaat vergroten, doch niet verslappen; de wederzijdse liefde zal vuriger worden, maar niet uitdoven.

Daarom vertrouwen Wij dat het Concilie deze zo belangrijke kwestie duidelijk zal uiteenzetten en afhandelen. Wij hopen tenslotte dat deze Synode het schema over de Heilige Maagd Maria zo goed mogelijk tot een oplossing zal brengen en wel zo, dat men eenstemmig, en met de grootste eerbied de uitzonderlijke plaats erkent, die de Moeder van God dient in te nemen in de Heilige Kerk, het voornaamste onderwerp van bespreking in dit Concilie; een plaats namelijk, die na Christus de hoogste is en tevens zeer dicht bij ons, zodat wij haar kunnen eren met de naam Moeder van de Kerk: moge dit aldus tot haar eer en tot onze troost geschieden.

Naast deze kwesties, waarover het Concilie reeds in het kort heeft gesproken, blijven er nog verschillende andere over, waarmee het Concilie zich nog bezig moet houden, maar die echter reeds uitvoerig bestudeerd zijn. Wij zullen ervoor zorgen dat deze opnieuw en nog grondiger onderzocht worden, zodat in de volgende zittingsperiode van het Concilie kortere schemata naar voren gebracht kunnen worden, gelijk Wij reeds gezegd hebben, en dat zij zo worden voorgesteld, dat het Concilie over de voornaamste onderwerpen zonder moeite haar mening naar voren kan brengen en deze dan voor nadere uitwerking en voor de definitieve redactie naar de Commissie kan zenden, die na het Concilie worden ingesteld: hieruit zal die Commissie ongetwijfeld de grootste hoeveelheid werk te verrichten krijgen, die tot taak zal hebben om zowel voor de Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917)
als voor de Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991)
de nieuwe Codex op te stellen. Bij de uitvoering van deze arbeid van het Concilie zullen de Bisschoppen een door Ons zeer te waarderen hulp verschaffen door de nieuwe zienswijzen, welke door de behoeften en de aard van de kerkelijke organisatie geëist worden. Het zal dan ook gerechtvaardigd en Ons zeer welkom zijn uit de Bisschoppen van de gehele wereld en uit de religieuze Orden de beste en meest deskundige Broeders te kiezen, zoals ook geschied is voor de voorbereidende Commissies van het Concilie, om samen met bekwame Vaders van het Heilig College Ons door hun raad en hulp bij te staan om de algemene decreten van het Concilie in geschikte en bijzondere normen op te stellen. Dus altijd met behoud van de wettige macht van de Paus, welke door het Eerste Vaticaans Concilie is vastgesteld, zullen hun deskundigheid en hun ervaring Ons onder de leiding van de goddelijke Voorzienigheid raad geven hoe het toegewijde en ijverige werk van de Bisschoppen doeltreffender kan gemaakt worden voor het welzijn van de gehele Kerk.
Alle harten dienen zich te richten op de zending van de Kerk in de wereld
Bij het beëindigen van deze zittingsperiode van het Oecumenisch Concilie verheugt het Ons te constateren dat zij, alles in overweging genomen, een voortreffelijk resultaat heeft geboekt.
  • Zij heeft een groot werk volbracht;
  • uit de haar voorgestelde hoofdstukken heeft zij er enkele voltooid;
  • met de bestudering van andere kwesties is een goed begin gemaakt;
  • zij heeft aangetoond dat de verschillende meningen vrij naar voren kunnen worden gebracht;
  • zij heeft bewezen dat eensgezindheid over de belangrijkste kwesties, die in discussie zijn genomen, gewenst is en verkregen kan worden;
  • zij heeft duidelijk gemaakt dat allen absoluut vast en openhartig de dogmatische waarheden aanhangen, die tot de rijkdom van de katholieke leer behoren;
  • in alles heeft zij die liefde in praktijk gebracht, die ons in het onderzoeken en het belijden van de waarheid altijd bij moet blijven;
  • zij heeft de pastorale doelstellingen van het Concilie voortdurend voor ogen gehad;
  • altijd heeft zij methoden en uitdrukkingen gekozen, waardoor onze afgescheiden broeders kunnen verzoend worden;
  • tenslotte heeft zij zich bij al haar werk tot God gericht, die de bron en het beginsel is van alle goede verwachtingen.

Na afloop van deze zittingsperiode zien wij niet alleen duidelijker voor ons wat nog gedaan moet worden, maar wij voelen ook dieper in ons hart dat wij niet anders kunnen doen dan mee te werken om de Kerk nog beter in staat to stellen de boodschap van de waarheid en van het heil aan de mensen van onze tijd over te brengen.

Onze zorg kan immers geen abstractie maken van de tegenwoordige tijdsomstandigheden en de vlam van onze liefde, waarmee wij het mensdom omvatten, kan niet gedoofd worden. Iedereen zal dit verlangen naar een doeltreffender liefde vol toewijding in zijn hart aanwakkeren, wanneer hij naar zijn zetel en naar zijn gewone plichten zal terugkeren.

Voordat deze weidse vergadering de moderne problemen van het heilig apostolaat had behandeld, waren wij ons allen in zekere zin reeds bewust hoe deze moesten worden opgelost; want zowel de leer van de Kerk, voortreffelijk door haar overvloed en haar glans, als de voorbeelden van de meest verdienstelijke Vaders hadden ons reeds de weg getoond, die wij moesten begaan. Kunt gij dan niet, na naar uw vaderland teruggekeerd te zijn, reeds nu een bewijs geven van een krachtiger apostolische ijver door tot uw gelovigen en tot allen, over wie uw heilig ambt zich uitstrekt, woorden van aanmoediging en troost te richten? Kunnen wij niet reeds nu, als een waardige voorbereiding op de komende zittingsperiode van het Concilie, ons geestelijk leven met meer ijver verzorgen en bereidwilliger gehoor geven aan de stem van God? Kunt gij niet voor uw geestelijkheid de bode zijn van een vuriger liefde en aan de leken bemoedigende en vertrouwvolle groeten overbrengen, de jeugd uitnodigen tot een groter activiteit, de geleerden een straal van de waarheid verschaffen, de arbeiders een bewijs schenken van uw liefde en vertrouwen, de armen en gebrekkigen leren dat vooral tot hen de eerste zaligspreking van het Evangelie gericht is? Wij zijn ervan overtuigd, dat een nauwgezetter vervulling van ons heilig ambt Ons beter in staat zal stellen te bewerken dat dit grote Concilie met Gods hulp een echt christelijk leven tot vruchtbaar resultaat zal hebben.

Pelgrimstocht van de opvolger van Petrus naar het Heilig Land
Op dit ogenblik wensen Wij eraan toe te voegen dat Wij u een voornemen aankondigen, dat Wij reeds van te voren hebben overwogen en dat Wij besluiten vandaag in deze uitgelezen Vergadering bekend te maken. Wij zijn er zo diep van overtuigd dat ter verkrijging van een gunstig resultaat van het Concilie het smeekgebed noodzakelijk is en dat de goede werken dienen vermenigvuldigd te worden, dat Wij, na rijp beraad en veel gebed, besloten hebben om Ons als pelgrim naar het land van Onze Heer Jezus Christus te begeven. Het ligt derhalve in Ons voornemen om, met Gods hulp, in de eerstvolgende maand januari Palestina te bezoeken met de bedoeling om op de heilige plaatsen, waar Christus geboren is, geleefd heeft, gestorven is en, na uit de dood verrezen te zijn, ten hemel is opgestegen, Ons de voornaamste mysteries van ons heil voor ogen te stellen, namelijk de Menswording en de Verlossing. Wij zullen die heilige grond betreden, vanwaar de Heilige Petrus vertrokken is en waarheen geen enkele van zijn Opvolgers meer is teruggekeerd. In een zeer gering en kort tijdsbestek zullen Wij nu, gedreven door de ijver voor het gebed, voor de boete en de geestelijke hernieuwing, daarheen terugkeren om Christus Zijn Kerk aan te bieden; om tot haar, de ene en de heilige, onze afgescheiden Broeders terug te roepen; om de goddelijke barmhartigheid af te smeken voor de vrede, die in onze tijd nog zo zwak en nog zo angstig schijnt; om Christus de Heer te bidden voor het welzijn van geheel het mensdom. Wij bidden dat de heilige Maagd Maria Onze leidster moge zijn op deze tocht, dat de Apostelen Petrus en Paulus en alle Heiligen Ons vanuit de hemel welwillend zullen beschermen.

Zoals Wij u op deze heilige pelgrimstocht gedachtig zullen zijn, vragen Wij, Eerbiedwaardige Broeders, om Ons met uw gebeden te vergezellen, opdat dit Concilie tot de eer van Christus en tot het welzijn van Zijn Kerk zal slagen.

Vaderlijke genegenheid voor de vervolgden en de lijdenden
Tot slot danken Wij allen en nemen Wij afscheid; Wij betuigen eveneens Onze dank en hoogachting bij dit heengaan aan de Waarnemers en dezelfde gevoelens vertolken Wij aan Onze beminde Toehoorders en aan allen, die God hebben gebeden voor het welslagen van het Concilie en zich ervoor hebben ingespannen.

Tevens gaat onze liefderijke maar droevige gedachte uit in het bijzonder naar Onze Broeders in het Episcopaat, die afwezig zijn en verdrukt worden: Wij verlangen ernaar hen met de grootste vreugde te omhelzen; hun gebeden, door hun smarten verrijkt, hebben naar Onze vaste overtuiging zeker effectief bijgedragen tot het gelukkig verloop van de werkzaamheden van deze tweede Zittingsperiode. Terwijl zij voortdurend in Onze vaderlijke gedachten zijn en Wij hen de moed toewensen om standvastig te blijven volharden in hun trouw aan Christus en Zijn Kerk, schenken Wij hen met een bijzondere genegenheid Onze zegen. Eveneens schenken Wij van harte Onze Apostolische Zegen als onderpand van de hemelse genaden aan alle katholieke gelovigen en aan hen, die door het licht van Christus de Verlosser verlicht worden; en voor alle mensen van goede wil vragen Wij aan God alle voorspoed en geluk.

Document

Naam: TEMPUS IAM ADVENIT
Plechtige sluiting van de 2e Zittingsperiode van het Tweede Vaticaans Concilie
Soort: H. Paus Paulus VI - Toespraak
Auteur: H. Paus Paulus VI
Datum: 4 december 1963
Copyrights: © 1964, Katholiek Archief jrg 19, nr. 7-8
Bewerkt: 22 januari 2022

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test