Paus Benedictus XVI - 21 november 2009
Heren Kardinalen,Met grote vreugde verwelkom ik u op deze plechtige plaats, zo rijk aan kunst en geschiedenis. Ik dank u en wens uitdrukking te geven aan de vriendschap tussen de Kerk en de wereld van de kunst en deze te hernieuwen, een vriendschap die al tijdenlang sterk is. Inderdaad, het christendom heeft vanaf zijn eerste jaren de waarde van kunst erkend en heeft gebruikgemaakt van haar gevarieerde taal om zijn boodschap uit te dragen. De vriendschap moet steeds gepromoot en gesteund worden opdat die authentiek en vruchtbaar is, aangepast aan de verschillende historische tijdperken met aandacht voor sociale en culturele veranderingen. Ziedaar de reden van deze bijeenkomst.
Gewaardeerde broeders in de Bisschopsambt en priesterschap,
Illustere kunstenaars,
Dames en Heren,
Helaas is onze tijd gekenmerkt door niet alleen negatieve elementen in de sociale en economische sfeer, maar ook door verzwakte hoop en gebrek aan vertrouwen in menselijk relaties, die weer een reden zijn tot een toename in tekenen van depressie, agressie en wanhoop. De wereld waarin we leven loopt het risico om ongekend veranderd te worden door acties van dwaze mensen die, in plaats van de schoonheid te cultiveren, ongeremd de bronnen exploiteert ten behoeve van enkelen en niet zelden de wonderen van de natuur vernietigd. Wat is in staat enthousiasme en vertrouwen te herstellen, wat moedigt de menselijke geest aan zijn pad te hervinden en zijn ogen te openen naar de horizon, de droom van een leven dat zijn roeping volgt, als het niet kunst is?
{}
De ervaring van schoonheid drijft ons niet weg van de realiteit, integendeel, zij leidt ons naar een directe ontmoeting met de dagelijkse realiteit van ons leven door die te bevrijden van duisternis, om te vormen en stralend en mooi te maken.
{}
De bekende theoloog Hans Urs von Balthasar begint zijn Hans Urs von Balthasar
Herrlichkeit – Eine Theologische Ästhetik () met: 'Schoonheid is het woord waarmee we zullen beginnen. Schoonheid is het laatste woord dat het denkende intellect durft te spreken, omdat het een stralende krans, als het ware een onaanraakbare kroon, vormt rond de dubbele constellatie van waarheid en goedheid en de onscheidbare relatie van die twee met elkaar.'
{}
Simone Weil schreef: 'In alles dat in ons het pure en authentieke gevoel voor schoonheid losmaakt, daar is God tegenwoordig. Er is een soort incarnatie van God in de wereld, waarvan schoonheid het teken is. Schoonheid is het proefondervindelijke bewijs dat de incarnatie mogelijk is. Daarom is alle kunst van de bovenste plank door zijn aard religieus.'