§1. De pastoor kan terzijde worden gestaan in de pastorale zorg van een de parochie door een parochieel vicaris, aangesteld door de Ordinarius. In de parochie moeten een Pastorale Raad en een Raad voor economische aangelegenheden zijn opgericht.

§2. Als er geen vicaris is, in geval van afwezigheid, onvermogen, of dood van de pastoor, kan de pastoor van de territoriale parochie waarin de kerk van de personele parochie staat, zijn competenties als pastoor aanwenden om in het nodige te voorzien.

§3. Voor de pastorale zorg voor de gelovigen die binnen de grenzen van een Diocees wonen waarin geen personele parochie is opgericht, kan de Ordinarius, na de mening van de lokale Diocesane Bisschop te hebben gehoord, voorzien in quasi-parochies. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 516. §1

Zie ook:

Doorgehaald is vervallen na de audiëntie van 8 maart 2019 door Paus Franciscus van de prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer en ondertekend door de prefect op 19 maart 2019.