William Kardinaal Levada - 4 november 2009
§1. De lekengelovigen van de Anglicaanse traditie, die deel willen uitmaken van het Ordinariaat, moeten, nadat ze hun Geloofsbelijdenis hebben afgelegd, en de initiatiesacramenten hebben ontvangen, met inachtneming van Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) worden ingeschreven in het daartoe bestemde register van het Ordinariaat. Zij die alle initiatiesacramenten hebben ontvangen buiten het Ordinariaat, komen normaal gesproken niet in aanmerking voor lidmaatschap, tenzij zij lid zijn van een familie die tot het Ordinariaat behoort.
§2. Een persoon die gedoopt is in de Katholieke Kerk maar die de Initiatiesacramenten niet heeft voltooid, en vervolgens terugkeert naar het geloof en de praktijk van de Kerk als gevolg van de evangeliserende missie van het Ordinariaat, kan worden toegelaten tot het lidmaatschap van het Ordinariaat en kan het sacrament van het Vormsel ontvangen of het sacrament van de Eucharistie of beide.
§3. Een persoon die rechtsgeldig is gedoopt in een andere kerkelijke gemeenschap buiten de Katholieke Kerk, en vervolgens volledige gemeenschap met de Katholieke Kerk wenst aan te gaan door de evangeliserende missie van het Ordinariaat, kan worden toegelaten tot het lidmaatschap van het Ordinariaat nadat die persoon in volledige gemeenschap is ontvangen en de Sacramenten van het Vormsel en de Eucharistie heeft toegediend gekregen. Dit geldt ook voor hen die niet rechtsgeldig zijn gedoopt die tot het geloof gekomen zijn door de evangeliserende missie van het Ordinariaat en als gevolg daarin alle Initiatiesacramenten ontvangen.
§234. Lekengelovigen en leden van Instituten van Gewijd Leven of Gemeenschappen van Apostolisch Leven vallen, wanneer zij samenwerken in pastorale of caritatieve activiteiten, hetzij op het niveau van een Bisdom, hetzij op dat van een parochie, onder de Diocesane Bisschop of onder de pastoor ter plaatse; in dat geval wordt het gezag van de Diocesane Bisschop of pastoor uitgeoefend gezamenlijk met dat van de Ordinarius en de pastoor van het Ordinariaat.
§1. De vorming van de geestelijken moet twee doelstellingen realiseren:
§2. Kandidaten voor priesterwijding Ordinariaatsseminaristen ontvangen hun theologische vorming met andere seminaristen op een seminarie of een theologische faculteit conform een overeenkomst gesloten tussen de Ordinarius en respectievelijk met de betreffende Diocesane Bisschop of Bisschoppen. Kandidaten kunnen andere aspecten van hun priesterlijke vorming ontvangen op een seminarieprogramma of vormingshuis met de instemming van het Bestuurscollege, met het uitdrukkelijke doel het Anglicaanse erfgoed over te brengen.
§3. Het Ordinariaat moet zijn eigen programma van Priesterlijke Vorming hebben, goedgekeurd door de Heilige Stoel; elk vormingshuis moet zijn eigen regel opstellen, goedgekeurd door de Ordinarius. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 242. §1
§4. De Ordinarius kan als seminaristen slechts die gelovigen ontvangen die behoren tot een personele parochie van het Ordinariaat of die voorheen Anglicaans waren en volledige gemeenschap met de Katholieke Kerk zijn aangegaan.
§5. Het Ordinariaat ziet toe op de voortdurende vorming van zijn priesters door middel van hun deelname zowel aan lokale programma’s voor vorming verstrekt door de Bisschoppenconferentie en de Diocesane Bisschop, als aan hun eigen programma’s van doorlopende vorming.
§1. Een getrouwde voormalige Anglicaanse Bisschop komt in aanmerking om als Ordinarius te worden benoemd. In een dergelijk geval moet hij tot priester worden gewijd in de Katholieke Kerk en oefent dan pastorale en sacramentele verzorging uit binnen het Ordinariaat met volledige rechtsprekende bevoegdheid.
§2. Een voormalige Anglicaanse Bisschop die tot het Ordinariaat behoort kan gevraagd worden de Ordinarius te assisteren bij het bestuur van het Ordinariaat.
§3. Een voormalige Anglicaanse Bisschop die tot het Ordinariaat behoort kan worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van de Bisschoppenconferentie van het desbetreffende gebied, met de status die gelijkwaardig is aan die van een gepensioneerde Bisschop.
§4. Een voormalige Anglicaanse Bisschop die tot het Ordinariaat behoort en die niet tot Bisschop is gewijd in de Katholieke Kerk kan toestemming vragen van de Heilige Stoel om de insignes van het Bisschoppelijk ambt te mogen gebruiken.
§1. Het Bestuurscollege heeft, in overeenstemming met de statuten die de Ordinarius moet goedkeuren, de rechten en verantwoordelijkheden die door de Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) zijn verleend aan het Consultorencollege en de Priesterraad.
§2. In aanvulling op deze verantwoordelijkheden heeft de Ordinarius toestemming van het Bestuurscollege nodig om:
§3. De Ordinarius raadpleegt het Bestuurscollege ook a. a. met betrekking tot de pastorale activiteiten van het Ordinariaat en de principes die ten grondslag liggen aan de vorming van geestelijken.
§4. Het Bestuurscollege is stemgerechtigd
§5. Het Bestuurscollege wordt samengesteld volgens de Statuten van het College. De helft van de leden wordt gekozen door de priesters van het Ordinariaat.