
H. Paus Johannes Paulus II - 24 oktober 2002
De Werelddag voor Migranten en Vluchtelingen hoort een dag te zijn van bijzonder gebed voor de noden van allen die, om welke reden dan ook, ver van huis en hun familie zijn; het hoort een dag te zijn om serieus stil te staan bij de plichten van katholieken jegens deze broeders en zusters.
Onder hen die het het zwaarste hebben, zijn de meest kwetsbare vreemdelingen: migranten zonder papieren, vluchtelingen en asielzoekers, zij die ontheemd zijn door voortdurende gewelddadige conflicten in vele delen van de wereld, en de slachtoffers - voornamelijk vrouwen en kinderen - van de verschrikkelijke misdaad van de mensenhandel. Zelfs in het recente verleden zijn wij getuige geweest van tragische voorbeelden van gedwongen verhuizingen van volken om etnische en nationalistische voorwendselen, die onnoemelijk menselijk leed hebben toegebracht aan het leven van de groepen tegen wie dit gericht was. Aan deze situaties liggen zondige bedoelingen en handelingen ten grondslag die indruisen tegen het evangelie en een appèl doen op alle christenen overal ter wereld om het kwaad met het goede te overwinnen.
De Kerk ziet in dat een beperking van het lidmaatschap van een plaatselijke gemeenschap op grond van etnische of andere uiterlijke kenmerken voor alle betrokkenen een verarming zou betekenen en in tegenspraak zou zijn met het fundamentele recht van gedoopten om God te aanbidden en deel te nemen aan het leven van de gemeenschap. Bovendien worden nieuwkomers, als zij zich bij een bepaalde parochiegemeenschap niet welkom voelen omdat zij de plaatselijke taal niet spreken of de plaatselijke gebruiken niet volgen, al snel 'verloren schapen'. Het verlies van dergelijke 'kleintjes' om redenen van zelfs maar latente discriminatie dient reden tot ernstige zorg te zijn voor zowel pastores als gelovigen.
Solidariteit is vaak niet iets wat vanzelf ontstaat. Het vereist training en het bewust afstand nemen van een gesloten mentaliteit, die in deze tijd in veel samenlevingen een subtieler en doordringender karakter heeft aangenomen. De Kerk beschikt over tal van instrumenten op het terrein van educatie en vorming op alle niveaus om met dit verschijnsel om te gaan. Ik doe daarom een beroep op ouders en leerkrachten om racisme en vreemdelingenhaat tegen te gaan door kinderen een positieve houding bij te brengen, die is gebaseerd op de katholieke sociale leer.
Als ik katholieken aanspoor om uit te munten in een geest van solidariteit jegens de nieuwkomers onder hen, vraag ik uiteraard ook de immigranten om te erkennen dat zij de plicht hebben om de landen die hen toelaten te eren en de wetten, cultuur en tradities van het volk dat hen heeft opgenomen, te respecteren. Alleen op die manier zal er sociale harmonie bestaan.
De weg naar werkelijke acceptatie van immigranten in hun culturele diversiteit is moeilijk, in sommige gevallen een ware Kruisweg. Dat moet ons niet de moed ontnemen om ons te houden aan de wil van God, die in Christus alle volken tot zich wil brengen, door het instrument van zijn Kerk, het sacrament van de eenheid van heel de mensheid. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 1
Soms hebben wij op die weg behoefte aan een profetisch woord, dat aangeeft wat verkeerd is en aanmoedigt wat goed is. Wanneer zich spanningen voordoen, berust de geloofwaardigheid van de Kerk in haar leerstuk van het fundamentele respect dat ieder mens toekomt, op de morele moed van pastores en gelovigen om "alles in te zetten op de liefde". Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Een nieuw millennium, Novo millennio ineunte (6 jan 2001), 47
Moge onze Moeder Maria, die zelf heeft ervaren hoe het is om afgewezen te worden, toen zij op het punt stond de wereld haar Zoon te schenken, de Kerk helpen om het teken en het instrument van de eenheid van culturen en naties in één familie te zijn. Moge zij ons allen helpen om in ons leven te getuigen van de Vleeswording en de voortdurende tegenwoordigheid van Christus, die door ons zijn werk van de bevrijding van alle vormen van discriminatie, afwijzing en marginalisatie in de geschiedenis en in de wereld wil voortzetten. Moge Gods overvloedige zegen zijn met hen die de vreemdeling in Christus' naam welkom heten.
Vanuit het Vaticaan, 24 oktober 2002.JOHANNES PAULUS II