
H. Paus Johannes Paulus II - 21 november 1999
De Kerk hoort de noodkreet van al diegenen die verdreven zijn uit hun eigen land, van families die gedwongen uit elkaar geraakt zijn, van degenen die door de snelle veranderingen van deze tijd niet in staat zijn ergens een duurzaam tehuis te vinden. Ze voelt de angst en pijn van die rechtelozen, zonder enige zekerheid op barmhartigheid in elke soort van exploitatie en zij steunt hen in hun ongeluk.
In al de wereldgemeenschappen geeft de figuur van de balling, de vluchteling, de gedeporteerde, de illegaal, de migrant en de zwerver de Jubileumviering een zeer concrete betekenis, die voor gelovigen een roep wordt om een mentaliteitsverandering en hun leven, in overeenstemming met Christus' smeekbede: "Bekeer u! Heb geloof in de goede boodschap" (Mc. 1, 15).
In zijn hoogste en veeleisendste motivatie betekent deze roep om verandering zeer zeker de effectieve erkenning van de rechten van migranten: "Het is beslist noodzakelijk om de eng nationalistische houding ten opzicht van hen te overwinnen, teneinde hun een statuut te geven dat het recht op emigratie erkent, hun integratie vergemakkelijkt ... Het is de plicht van allen, en wel op de eerste plaats van de christenen, energiek te werken voor een echte broederschap van alle volkeren, die een noodzakelijke grondslag vormt van de echte rechtvaardigheid en voorwaarde is van een duurzame vrede." H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Aan Maurice Kardinaal Roy, bij gelegenheid van de 80ste verjaardag van Rerum Novarum, Octogesima Adveniens (14 mei 1971), 17
Het werken aan eenheid van de menselijke familie betekent het afwijzen van elke vorm van discriminatie gebaseerd op ras, cultuur of godsdienst als strijdig zijnde met Gods plan. Het betekent getuigenis afleggen van een broederlijk leven gebaseerd op het evangelie, dat culturele verschillen respecteert en open staat voor een oprechte en vertrouwenwekkende dialoog, met inbegrip van de bevordering van het recht van iedereen om in staat te zijn vredig in zijn eigen land te leven, evenals de attente zorg, dat in elke staat immigratiewetten gebaseerd moeten zijn op de erkenning van de fundamentele rechten van de mens.
Moge de Maagd Maria, die zich haastte om haar nicht Elisabet te bezoeken en zich, bij ontvangen gastvrijheid, verheugde in God haar Redder Vgl. Lc. 1, 39-47 , alle mensen ondersteunen die zich in dit Jubeljaar opmaken om hun harten te openen voor anderen en hun helpen om hen te ontmoeten als broeders en zusters, kinderen van dezelfde Vader. Vgl. Mt. 23, 9
Graag geef ik u allen mijn Apostolische Zegen!
Vanuit het Vaticaan, 21 november 1999
JOHANNES PAULUS II