H. Paus Johannes Paulus II - 24 januari 2000
Het thema van de 34ste Wereldcommunicatiedag, 'Christus verkondigen in de media aan het begin van het nieuwe millennium', is een uitnodiging om vooruit te blikken naar de uitdagingen waarvoor wij staan, maar ook om terug te kijken naar de begintijd van het christendom zelf, voor het licht en de moed die wij behoeven.De inhoud van de boodschap die wij verkondigen is altijd Jezus zelf: "De hele mensengeschiedenis is uiteindelijk aan Hem gecorreleerd: onze tijd hier en de toekomst van de wereld worden door zijn aanwezigheid verlicht." H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Bul ter afkondiging van het Grote Jubileumjaar 2000, Incarnationis mysterium (30 nov 1998), 1
De eerste hoofdstukken van de Handelingen van de apostelen bevatten een ontroerende beschrijving van de verkondiging van Christus door zijn eerste volgelingen - een verkondiging die tegelijkertijd spontaan, vol van geloof en vol overtuiging is, en wordt gedragen door de kracht van de heilige Geest.
De leerlingen verkondigen Christus in de allereerste plaats in reactie op de opdracht die Hij hun heeft gegeven. Voordat Hij ten hemel voer, zei Hij tegen de apostelen: "Jullie zullen mijn getuigen zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, en tot het uiteinde van de aarde" (Hand. 1, 8). Hoewel het "ongeletterde, eenvoudige mensen" waren (Hand. 4, 13), reageren zij snel en met volle inzet.
Na een tijd met Maria en andere volgelingen van de Heer in gebed te zijn geweest, beginnen zij op Pinksteren, aangezet door de Geest, met het werk van de verkondiging. Vgl. Hand. 2 Het relaas van deze wonderbare gebeurtenissen herinnert ons eraan dat de geschiedenis van de communicatie een soort reis is, van het uit hoogmoed geboren project van Babel en de ineenstorting, verwarring en wederzijds onbegrip die daaruit voortkwamen Vgl. Gen. 11, 1-9 , tot Pinksteren en de gave van de tongen: een herstel van de communicatie, door het werk van de heilige Geest, een communicatie waarvan Jezus het centrum vormt. De verkondiging van Christus leidt dan ook tot een ontmoeting van mensen in geloof en naastenliefde op het diepste niveau van hun mens-zijn. De verrezen Heer wordt zelf een middel tot werkelijke communicatie tussen zijn broeders en zusters in de Geest.
Pinksteren is nog maar het begin. Zelfs dreigementen met represailles kunnen de apostelen er niet van weerhouden om de Heer te verkondigen: "Wij kunnen in ieder geval niet zwijgen over wat we gehoord en gezien hebben", zeggen Petrus en Johannes tegen het Sanhedrin (Hand. 4, 20). De rechtszittingen worden zelfs dienstbaar gemaakt aan de missie. Wanneer er in Jeruzalem een gewelddadige vervolging uitbreekt na de martelaarsdood van Stefanus, worden de volgelingen van Christus gedwongen te vluchten en "toen zij zo verspreid waren geraakt, trokken ze rond en verkondigden de goede boodschap" (Hand. 8, 4).
Het levende hart van de boodschap die de apostelen prediken, is Jezus' kruisiging en verrijzenis - de overwinning van het leven op de zonde en de dood. Petrus vertelt centurio Cornelius en zijn huishouden: "Zij hebben Hem gedood door Hem aan een kruis te slaan. Maar God heeft Hem opgewekt op de derde dag en Hem laten verschijnen ... Hij gebood ons tot het volk te prediken en te getuigen dat Hij het is die door God is aangesteld tot rechter van levenden en doden. Van Hem getuigen alle profeten dat ieder die in Hem gelooft, door zijn naam vergeving van zonden verkrijgt." (Hand. 10, 39-43).
Het spreekt vanzelf dat de omstandigheden in tweeduizend jaar tijd vergaand zijn veranderd. De noodzaak om Christus te verkondigen bestaat echter nog altijd. Onze taak om te getuigen van de dood en verrijzenis van Jezus en van zijn verlossende aanwezigheid in ons leven is nog even reëel en dringend als dat voor de eerste leerlingen gold. We moeten het goede nieuws vertellen aan iedereen die het horen wil.
Directe persoonlijke verkondiging - waarbij de een zijn geloof in de verrezen Heer meedeelt aan een ander - is van wezenlijk belang; evenals andere manieren om het woord van God te verbreiden. Maar naast deze manieren moet de verkondiging ook gebeuren in en via de media. "De kerk zou zich tegenover de Heer schuldig voelen, als ze geen gebruik maakte van deze krachtige middelen." H. Paus Paulus VI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld, Evangelii Nuntiandi (8 dec 1975), 45
De invloed van de media in de huidige wereld kan nauwelijks worden overschat. De komst van de informatiemaatschappij is een ware culturele revolutie, die de media tot "de eerste areopagus van de moderne tijd" maken, H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 37 waar een voortdurende uitwisseling van feiten, ideeën en waarden plaatsvindt. Door de media komen mensen in contact met andere mensen en gebeurtenissen, en vormen zij zich een mening over de wereld waarin zij leven - zelfs hun opvatting ten aanzien van de zin van het leven wordt erdoor gevormd. Voor velen valt de ervaring van het leven in vergaande mate samen met ervaring van de media. Vgl. Pauselijke Raad voor de Sociale Communicatiemiddelen, Pastorale instructie, twintig jaar na Communio et Progressio, Aetatis Novae (22 feb 1992), 2 De verkondiging van Christus moet van die ervaring deel uitmaken.
De kerk moet in haar verkondiging van de Heer natuurlijk intensief en deskundig gebruik maken van haar eigen communicatiemiddelen - boeken, kranten en tijdschriften, radio, televisie en andere middelen. Verder moeten katholieke communicatoren met doortastendheid en creativiteit nieuwe kanalen en methoden voor de verkondiging ontwikkelen. Maar de kerk moet ook zoveel mogelijk gebruik maken van de mogelijkheden die de wereldlijke media te bieden hebben.
De media dragen reeds op vele manieren bij aan de spirituele verrijking - bijvoorbeeld door de vele speciale programma's in het jaar van het Grote Jubileum die door middel van satellieten kijkers over de hele wereld bereiken. In andere gevallen tonen zij ook de onverschilligheid en zelfs vijandige houding ten opzichte van Christus en zijn boodschap die in bepaalde sectoren van de seculiere cultuur heersen. Er is vaak behoefte aan een soort 'gewetensonderzoek' van de kant van de media, die leidt tot een kritischer besef van een bevooroordeelde houding of gebrek aan respect voor de religieuze of morele overtuigingen van mensen. Mediapresentaties die de aandacht richten op authentieke menselijke behoeften, met name die van de zwakken, kwetsbaren en uitgerangeerden, kunnen impliciet een verkondiging van de Heer zijn. Naast deze impliciete verkondiging moeten christelijke communicatoren echter ook zoeken naar manieren om expliciet over de gekruisigde en verrezen Jezus en zijn overwinning op de zonde en de dood te spreken op een manier die aansluit bij het betreffende medium en de capaciteiten van het publiek.
Om dit goed te doen is een professionele opleiding en vakkundigheid vereist. Maar er is nog meer voor nodig. Om van Christus te getuigen moet men Hem ook zelf ontmoeten en een persoonlijke relatie met Hem opbouwen door het gebed, de eucharistie en sacramentele verzoening, door het lezen en overdenken van Gods woord, de bestudering van de christelijke leer en dienstbetoon aan anderen. En als dit authentiek is, zal het altijd veel meer het werk van de Geest zijn dan van onszelf.
Christus verkondigen is niet alleen een plicht, maar ook een voorrecht. "De gang van de gelovigen naar het derde millennium ondervindt nergens de nadelige gevolgen van vermoeidheid die de last van tweeduizend jaar geschiedenis met zich mee had kunnen brengen. De christenen voelen zich eerder gesterkt door de gedachte dat zij het ware licht, Christus de Heer, in de wereld brengen. In het verkondigen van Jezus van Nazareth, waarlijk God en volmaakt Mens, opent de kerk voor ieder mensenwezen het perspectief 'vergoddelijkt' te worden en zo meer dan ooit mens te worden."H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Bul ter afkondiging van het Grote Jubileumjaar 2000, Incarnationis mysterium (30 nov 1998), 2 Het Grote Jubileum, wanneer het 2000 jaar geleden is dat Jezus in Betlehem werd geboren, moet voor de leerlingen van de Heer een gelegenheid en een uitdaging zijn om in en via de media te getuigen van de buitengewone, troostrijke Goede Boodschap van onze verlossing. Mogen de media in dit 'jaar van genade' de spreekbuis zijn van Jezus zelf, duidelijk en vol blijdschap, met geloof, hoop en liefde. De verkondiging van Christus in de media aan het begin van het nieuwe millennium is niet alleen een noodzakelijk onderdeel van de evangelisatiemissie van de kerk; het is ook een levenskrachtige, inspirerende en van hoop vervulde verrijking van de boodschap van de media. Moge God zijn overvloedige zegen schenken aan al wie zijn Zoon, onze Heer Jezus Christus, eert en verkondigt in de grote wereld van de sociale communicatie.
Vanuit het Vaticaan, 24 januari 2000
Johannes Paulus II