H. Paus Johannes Paulus II - 21 januari 2000
{...}
Deze ochtend wil ik, daartoe als het ware uitgenodigd door de woorden van Monseigneur de Deken, even stilhouden om met u na te denken over de hypothese van het juridisch effect van de huidige mentaliteit die geneigd is tot scheiding, over een eventuele nietigverklaring van het huwelijk, alsook over de leer van de absolute onverbreekbaarheid van het gesloten en voltrokken huwelijk, en over de grenzen van de pauselijke macht betreffende zulk huwelijk.
In de Apostolische Exhortatie H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Familiaris Consortio
Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd
(22 november 1981), gepubliceerd op 22 november 1981, stelde ik de positieve aspecten in het licht van de nieuwe gezinsrealiteit, zoals een scherper bewustzijn van de persoonlijke vrijheid, de grotere aandacht voor de persoonlijke relaties in het huwelijk en voor de waardigheid van de vrouw, evenals de negatieve effecten in verband met de aftakeling van sommige fundamentele waarden en met de "foutieve theoretische en praktische opvatting van de onafhankelijkheid van de echtgenoten onderling", daarbij hun invloed onderstrepend op "het toenemend aantal echtscheidingen". H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 6
Aan de wortel van de aangehaalde negatieve fenomenen, schreef ik, "ligt vaak een foutieve opvatting en een foutieve ervaring van de vrijheid, waarbij die vrijheid niet wordt begrepen als de mogelijkheid om de waarheid van Gods plan over het huwelijk en het gezin te realiseren, maar als een autonome kracht tot zelfbevestiging, vrij vaak tegen anderen gericht, dus voor eigen, egoïstisch welzijn". H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 6 Daarom heb ik de "fundamentele plicht" van de Kerk onderstreept om "nogmaals met kracht - zoals de Synodevaders dat hebben gedaan - de leer te bevestigen van de onverbreekbaarheid van het huwelijk" H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 20, ook om de schaduw weg te vegen die sommige opinies uit milieus van theologisch en canoniek vorsingswerk schijnen te laten vallen over de onverbreekbaarheid van de huwelijksband. Het gaat hier om stellingnamen die gunstig staan tegenover het verwerpen van de onverzoenbaarheid tussen een gesloten en voltrokken huwelijk Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1061. § 1 en een nieuw huwelijk van één van de echtgenoten, bij leven van de andere.
De Kerk, in haar trouw aan Christus, kan niet nalaten met stelligheid "de blijde boodschap te herhalen van het definitieve karakter van die echtelijke liefde, die in Jezus Christus haar grondslag en haar kracht vindt Vgl. Ef. 5, 25 " H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 20; die boodschap herhaalt zij voor hen die in deze tijd denken dat het moeilijk, ja zelfs onmogelijk, is om zich voor heel het leven te binden aan een persoon en voor hen die, helaas, worden meegesleurd in een cultuur die de onverbreekbaarheid van het huwelijk verwerpt en openlijk misprijzen uit voor het engagement van echtgenoten aan de trouw.
"Inderdaad, geworteld als zij is in de volle en persoonlijke gave van de echtgenoten, en noodzakelijk voor het welzijn van de kinderen, vindt de onverbreekbaarheid van het huwelijk haar definitieve waarheid in het plan dat God heeft onthuld in zijn openbaring; Hij is het die de onverbreekbaarheid van het huwelijk wil en die ze geeft als vrucht, teken en eis van de absoluut trouwe liefde die God voor de mens heeft en die de Heer Jezus toont voor zijn Kerk". H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 20
"De blijde boodschap van het definitieve karakter van de echtelijke liefde" is geen vaag abstract begrip of een mooie zin die het gezamenlijk verlangen weerspiegelt van wie beslist om te huwen. Deze boodschap wortelt veeleer in de nieuwheid van het christendom dat van het huwelijk een sacrament maakt. De christelijke echtgenoten die "de gave van het sacrament" hebben gekregen, zijn door Gods genade geroepen om te getuigen van de "wil van de Heer: Wat God heeft verbonden zal een mens niet scheiden. (Mt. 19, 6)", dat wil zeggen "getuigen van de onschatbare waarde van de onverbreekbaarheid van het huwelijk". H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 20 Het is daarom - zegt de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) - dat "de Kerk zich uit getrouwheid houdt aan het woord van Jezus Christus (Mc. 10, 11-12) en dat zij een nieuwe echtverbintenis niet als geldig kan erkennen als de eerste dat was". Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1650
Zeker, "de Kerk kan, na beoordeling van de situatie door het bevoegde kerkelijk tribunaal, verklaren "dat een huwelijk nietig is", dat wil zeggen dat het huwelijk nooit heeft bestaan en in dat geval zijn de contractanten "vrij om te huwen, waarbij zij zich moeten houden aan de natuurlijke verplichtingen van een eerdere verbintenis ". Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1629 De nietigverklaringen omwille van de motieven die door het canoniek recht zijn voorzien, in het bijzonder voor het ontbreken van de huwelijkstoestemming of de gebrekkige vorm ervan Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1095-1107, mogen niet tegengesteld zijn aan het principe van de onverbreekbaarheid.
Het is onmiskenbaar zo dat de heersende mentaliteit van de maatschappij waarin we leven het moeilijk heeft om de onverbreekbaarheid van de huwelijksband te aanvaarden, evenals het begrip huwelijk als "foedus, quo vir et mulier inter se totius vitae consortium constituunt" - waardoor man en vrouw met elkaar een algehele levensgemeenschap vormen Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1055. § 1, waarvan de wezenlijke eigenschappen zijn "unitas et indissolubilitas, quae in matrimonia christiano ratione sacramenti obtinent firmitatem" - de eenheid en de onontbindbaarheid, die in het christelijk Huwelijk om reden van het Sacrament een bijzondere bekrachtiging vinden. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1056 Maar deze reële moeilijkheid staat niet "sic et simpliciter" gelijk met een concrete afwijzing van het christelijk huwelijk of van zijn wezenlijke eigenschappen. Nog minder rechtvaardigt deze moeilijkheid de veronderstelling (soms ongelukkig geformuleerd door sommige rechtbanken), dat de voornaamste intentie van huwenden, in een geseculariseerde maatschappij die echtscheiding aanprijst, zou zijn: zodanig een verbreekbaar huwelijk te wensen, dat men veeleer een bewijs zou eisen dat er wel degelijk een reëel akkoord bestaat.
Om de uitsluiting van een wezenlijke eigenschap of de ontkenning van een wezenlijk doel van het huwelijk te bevestigen, hebben de canonieke traditie en de rechtspraak van de Rota steeds geëist dat die beide het voorwerp zouden zijn van een positieve wilsakt die verder gaat dan een gewone of generieke wil, dan een vaag voornemen dat voor interpretatie vatbaar is, dan, in bepaalde gevallen, een verkeerde opvatting van het nut van een echtscheiding, of dan eenvoudigweg het voornemen om de reëel aangegane verbintenis niet te respecteren.
In overeenstemming met de voortdurend verkondigde leer van de Kerk, moeten we tot het besluit komen dat de opvattingen die tegengesteld zijn aan het principe van de onverbreekbaarheid, of de houdingen die daarmee in tegenspraak zijn, maar zonder de formele weigering om een sacramenteel huwelijk te vieren, niet de grenzen overschrijden van de eenvoudige vergissing omtrent de onverbreekbaarheid van het huwelijk, vergissing die, volgens de canonieke traditie en de heersende normen, de wederzijdse huwelijksbelofte niet ongeldig maakt. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1099
Nochtans, krachtens het principe volgens het welke de instemming onvervangbaar is Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1057, kan de vergissing omtrent de onverbreekbaarheid, bij wijze van uitzondering, de instemming ongeldig maken, indien die vergissing op positieve wijze de wil van de contractant bepaalt om een keuze te maken die tegengesteld is aan de onverbreekbaarheid. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1099
Dat kan maar als de foutieve beoordeling over de onverbreekbaarheid de wilsakt op een beslissende wijze beïnvloedt, omdat die beoordeling wordt ingegeven door een intieme overtuiging die diep is geworteld in de ziel van de contractant en door hem op besliste en hardnekkige wijze wordt beleden.
Onze ontmoeting van vandaag, dierbare leden van het Tribunaal van de Romeinse Rota, is een passend kader om ook voor de hele Kerk te spreken over de grens van de Pauselijke macht op het vlak van het gesloten en voltrokken huwelijk, dat "niet kan worden ontbonden door enige menselijke macht noch om enige reden, behalve door de dood". Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1141 Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 853 Deze formulering van het canoniek recht is niet louter disciplinair, maar stemt overeen met een leerstellige waarheid die sinds altijd in de Kerk werd gehandhaafd.
Nochtans verspreidt zich de idee dat de macht van de Romeinse Opperherder, vermits hij de plaatsvervanger is van de goddelijke macht van Christus, één van die menselijke machten zou zijn waarnaar de vermelde canons verwijzen en zich in sommige gevallen misschien zou kunnen uitstrekken tot de ontbinding van gesloten en voltrokken huwelijken. Tegenover de twijfels en verwarring die daaruit zouden kunnen ontstaan, is het nodig opnieuw te bevestigen dat het sacramenteel gesloten en voltrokken huwelijk nooit kan worden ontbonden, zelfs niet door de macht van de Romeinse Opperherder. Het tegengestelde beweren zou de stelling huldigen dat er geen enkel absoluut ontbindbaar huwelijk bestaat, wat in tegenspraak zou zijn met de manier waarop de Kerk heeft geleerd en leert dat het huwelijk onontbindbaar is.
Die leer over het niet-bestaan van de macht van de Romeinse Opperherder op gesloten en voltrokken huwelijken werd op herhaalde wijze door mijn voorgangers vooropgesteld. Vgl. Z. Paus Pius IX, Brief, Verbis Exprimere (15 aug 1859). Pauselijke Onderrichtingen, Uitg. Paoline, Rome, 1957, vol. 1, n. 103 Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over het christelijk huwelijk, Arcanum Divinae Sapientiae (10 feb 1880). ASS 12 (1879-1880), 400 Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over het Christelijk huwelijk, met inachtneming der in gezin en maatschappij heersende toestanden, noden, dwalingen en misbruiken, Casti Connubii (31 dec 1930), 40-42. AAS 22 (1930), 552 Vgl. Paus Pius XII, Radiotoespraak, Tot de pasgehuwden (22 apr 1942). Toespraken en radioboodschappen van Zijne Heiligheid Pius XII, Vatic. Uitg, vol. IV, 47 In het bijzonder zou ik een verklaring van Pius XII willen citeren: "Het gesloten en voltrokken huwelijk is krachtens goddelijk recht onontbindbaar, in de mate waarin het door geen enkel menselijk gezag kan worden ontbonden Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1118, terwijl de andere huwelijken, ook al zijn ze intrinsiek onontbindbaar, nochtans geen absolute extrinsieke onontbindbaarheid hebben, maar, indien sommige noodzakelijke voorwaarden zijn vervuld, kunnen (men weet dat het hier gaat om relatief zeldzame gevallen) worden ontbonden, behalve krachtens het paulinische privilege, door de Romeinse Opperherder, krachtens zijn macht als plaatsvervangend hoofd van de Kerk" Paus Pius XII, Toespraak, Tot de aanwezige prelaten auditeurs en andere ambtenaren en medewerkers van het tribunaal van de heilige Romeinse Rota evenals tot de advocaten en procuratores van ditzelfde tribunaal, Morele zekerheid over ongeschiktheid tot huwelijk, nietigverklaring van een echt en verbreking geldig aangegaan huwelijk (3 okt 1941), 11 Met die woorden interpreteerde Pius XII op expliciete wijze Wetboek
Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), die overeenkomt met de huidige canon Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) van de Codex van Canoniek recht en met canon Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) van de Codex van de Canons van de Oosterse Kerken, in die zin dat "menselijke macht" ook de plaatsvervangende of vicariale macht van de Paus omvat en Pius XII stelde die leer voor als unaniem aanvaard door alle experten terzake. In die context past het om ook de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) te citeren, met de grote leerstellige autoriteit die hem werd verleend door tussenkomst van het gehele episcopaat, bij de redactie ervan en door mijn speciale goedkeuring. Men leest er inderdaad: "De huwelijksband werd ingesteld door God zelf, zodanig dat het gesloten en voltrokken huwelijk tussen gedoopten nooit kan worden ontbonden. Die band, die het resultaat is van de vrije menselijke daad van de gehuwden en van de voltrekking van het huwelijk, is een realiteit die van dan af aan onherroepelijk is en die een verbond doet ontstaan dat gewaarborgd wordt door de trouw van God. Het behoort niet tot de macht van de Kerk om zich uit te spreken tegen deze beschikking van de Goddelijke wijsheid". Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1640
Inderdaad: de Romeinse Opperherder heeft de "sacre potestas" om de waarheid van het Evangelie te verkondigen, om de sacramenten toe te dienen en om de Kerk op een pastorale wijze te besturen, in naam van en met het gezag van Christus, maar dit gezag omvat op zich geen enkele macht over de natuurlijke of positieve Goddelijke Wet. Noch de Schrift, noch de Traditie kennen aan de Romeinse Opperherder de hoedanigheid toe om het gesloten en voltrokken huwelijk te ontbinden; integendeel, de voortdurende praktijk van de Kerk toont het reële bewustzijn aan van de Traditie dat zulk een macht niet bestaat. De krachtige uitspraken van de Romeinse Opperherders zijn slechts een trouwe echo en een authentieke interpretatie van de permanente overtuiging van de Kerk.
Hier komt dus duidelijk naar voor dat het niet-bestaan van de macht van de Romeinse Opperherder over de sacramenteel gesloten en voltrokken huwelijken door het Leergezag van de Kerk wordt onderwezen als een leer die op definitieve wijze moet worden bewaard, ook al is die leer nooit onder plechtige vorm afgekondigd door een definitieve daad. Inderdaad: deze leer werd op expliciete wijze door de Romeinse Opperherders in stellige bewoordingen verkondigd, op een volgehouden wijze en gedurende een voldoende lange periode. Die leer werd aanvaard en onderwezen door alle bisschoppen, in eenheid met de Stoel van Petrus, in het bewustzijn dat ze voor altijd moet worden bewaard en aanvaard door de gelovigen. In die zin werd ze voorgesteld door de Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997). Het gaat hier trouwens over een leer die door eeuwen Kerkelijke praktijk wordt bevestigd, volgehouden in volkomen trouw en op heroïsche wijze, soms zelfs in confrontatie met hevige druk vanwege de machtigen van deze wereld. Het is veelbetekenend om de houding van de Pausen te zien, zelfs in de periode van een grotere bevestiging van het primaat van Petrus, dat die heeft aangetoond dat ze zich steeds bewust waren van het feit dat hun Leergezag totaal in dienst staat van Gods Woord Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 10 en dat ze zich, in die geest, niet plaatsen boven de gave van de Heer, maar dat ze zich enkel maar engageren om het goed dat aan de Kerk werd toevertrouwd, te bewaren en te beheren.
Doorluchtige Prelaten-Auditeurs en Officieren, dat zijn de overdenkingen die ik, op het vlak van een zo belangrijk en ernstig onderwerp, met u van harte wilde delen. Ik vertrouw ze toe aan uw geest en aan uw hart, overtuigd als ik ben van uw volkomen trouw en gehechtheid aan Gods Woord, geïnterpreteerd door het Leergezag van de Kerk en aan de canonieke wet, in haar meest authentieke en meest volledige interpretatie. Ik roep over uw delicate dienst aan de Kerk de blijvende bescherming aan van Maria, Regina familiae. Ik verzeker u dat ik u nabij ben in mijn waardering en in mijn erkentelijkheid en ik verleen u, als teken van mijn blijvende genegenheid, van ganser harte een bijzondere apostolische zegen.