H. Paus Johannes Paulus II - 6 januari 1983
De bevrijding van de zonde is dus een eerste vrucht en vereiste van het geloof in Christus de Verlosser en in Zijn Kerk, want Christus heeft ons vrijgemaakt opdat wij vrij blijven (Gal. 5, 1) en opdat wij kunnen delen in de gave van Zijn sacramenteel lichaam en deelnemen aan de opbouw van Zijn lichaam dat de Kerk is.
Ten behoeve van deze bevrijding heeft de Heer Jezus in Zijn Kerk het sacrament van de boete ingesteld, zodat zij die na het doopsel gezondigd hebben, zich kunnen verzoenen met God die zij beledigd hebben, en met de Kerk zelf die zij geschonden hebben Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21 Vgl. Congregatie voor de Riten, Ordo van het Sacrament van Boete en Verzoening, Ordo Paenitentiae (2 dec 1973), 2.
De universele oproep tot bekering Vgl. Mc. 1, 15 Vgl. Lc. 13, 3-5 heeft juist in deze context zijn plaats. Aangezien allen zondaars zijn, hebben allen de radicale ommekeer van de geest en van het leven nodig, die in de Bijbel metanoia wordt genoemd, d.w.z. bekering. En deze houding wordt opgewekt en gevoed door het woord van God dat de barmhartigheid van de Heer openbaart Vgl. Mc. 1, 15 , zij concretiseert zich vooral doordat men zijn toevlucht neemt tot de sacramenten en zij uit zich in de veelvuldige werken van liefde voor en dienst aan de naaste.
Om de staat van genade te herwinnen is het in de gewone heilsbedeling niet voldoende de eigen fout innerlijk te erkennen en er een uiterlijke genoegdoening voor te brengen. Want Christus de Verlosser die de Kerk heeft ingesteld en haar tot universeel heilssacrament heeft gemaakt, heeft bepaald dat het heil van de individuele mens zich verwerkelijkt binnen de Kerk en door middel van haar bediening Vgl. Congregatie voor de Riten, Ordo van het Sacrament van Boete en Verzoening, Ordo Paenitentiae (2 dec 1973), 46, waarvan God ook gebruik maakt om het begin van het heil mede te delen, d.w.z. het geloof Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11 Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 12. Het is zeker waar dat de wegen van de Heer ondoorgrondelijk zijn en het geheim van de ontmoeting met God in het geweten niet te peilen is; maar de ,weg’ die Christus ons geleerd heeft, is de weg die door de Kerk loopt: door het sacrament (of minstens door het verlangen ernaar) herstelt de Kerk het persoonlijk contact tussen de zondaar en de Verlosser. Dit levend contact wordt ook zichtbaar door het teken van de sacramentele absolutie; hierin raakt Christus die vergeeft, via de bedienaar, in het diepst van Zijn hart degene die vergeving nodig heeft en Hij verlevendigt in hem de geloofsovertuiging waarvan alle andere overtuigingen afhangen: “Het geloof in de Zoon van God die mij heeft liefgehad en zichzelf voor mij heeft overgeleverd” (Gal. 2, 20).