H. Paus Johannes Paulus II - 6 januari 1983
“Opent de deuren voor de Verlosser!’’ Dit is de oproep die ik in het vooruitzicht van het Jubeljaar van de Verlossing richt aan de gehele Kerk en waardoor ik de uitnodiging hernieuw die ik heb uitgedrukt daags na mijn verkiezing tot de zetel van Petrus. Vanaf dat ogenblik zijn mijn gedachten en gevoelens meer dan ooit uitgegaan naar Christus, de Verlosser, naar Zijn paasmysterie, dat het hoogtepunt is van de goddelijke Openbaring en de meest verheven verwerkelijking van de barmhartigheid van God jegens de mensen van alle tijden Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Plechtige ambstaanvaarding op het Sint-Pietersplein (22 okt 1978) Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 2 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de Goddelijke Barmhartigheid, Dives in Misericordia (30 nov 1980), 7.
De universele bediening die eigen is aan de bisschop van Rome, heeft zijn oorsprong inderdaad in het feit van de verlossing die bewerkt is door Christus in Zijn dood en verrijzenis. En het is door de Verlosser zelf dat hij gesteld is in dienst van dit feit Vgl. Mt. 16, 17-19 Vgl. Mt. 28, 18-20 dat het middelpunt is van heel de heilsgeschiedenis Vgl. Gal. 4, 4-6 .
Ieder liturgisch jaar is in feite de viering van de geheimen van onze verlossing; maar het jubeljaar van de heilsdood van Christus spoort aan tot een meer intense deelneming aan deze viering. Bewogen door een gelukkige ingeving heeft paus Pius XI reeds in 1933 het 19e eeuwfeest van de verlossing willen herdenken met een buitengewoon Jubeljaar, daarbij het probleem van de exacte datum van de kruisiging van de Heer terzijde latend Paus Pius XI, Apostolische Constitutie, Aankondiging van het bijzondere Heilig Jaar, 1900 na Christus Verrijzenis, Quod Nuper (1 jan 1933).
Aangezien in dit jaar 1983 het 1950e verjaardag plaats vindt van die allerbelangrijkste gebeurtenis, is in mij, zoals ik reeds op H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
De dienst van de Apostolische Stoel aan de eenheid van de kerk moet worden aangepast aan de pastorale noden en taken
Tot de deelnemers aan de algemene vergadering van Kardinalen
(23 november 1982) aan de kardinalen heb aangekondigd, het besluit gerijpt een geheel jaar te wijden aan de bijzondere herdenking van de verlossing, opdat deze dieper kan doordringen in het denken en doen van heel de Kerk.
Dit jubileum zal op 25 maart a.s. beginnen, op het plechtige feest van de Aankondiging van de Heer, dat het door de Voorzienigheid bepaalde ogenblik herdenkt, waarop het eeuwige Woord uit kracht van de heilige Geest mens is geworden in de schoot van de maagd Maria en ons bestaan heeft willen delen “om door Zijn dood de vorst van de dood, de duivel te onttronen en te bevrijden hen die door de vrees voor de dood heel hun leven aan onvrijheid onderworpen waren” (Hebr. 2, 14-15). Het zal eindigen op 22 april 1984, paaszondag, dag van de volheid der vreugde die ons verschaft wordt door het verlossende offer van Christus waardoor de Kerk steeds weer “op wonderlijke wijze wordt herboren en gevoed” Missale Romanum, Dominica Paschae in Resurrectione Domini, ad Missam in die, Super oblata.
Moge dit jaar dus een echt heilig jaar zijn, werkelijk een tijd van genade en heil, doordat hij dieper geheiligd zal worden door de ontvangst die de mensheid van onze tijd zal bereiden aan de genaden van de verlossing door middel van de geestelijke vernieuwing van heel het volk Gods dat Christus tot Hoofd heeft “die is overgeleverd om onze misslagen en opgewekt om onze rechtvaardiging” (Rom. 4, 25).
Heel het leven van de Kerk is gedompeld in de verlossing, ademt de verlossing. Christus is uit de schoot van de Vader in onze wereld gekomen om ons vrij te kopen; om ons te verlossen heeft Hij heeft aan de Kerk Zijn lichaam en bloed nagelaten “ter gedachtenis aan Hem” Vgl. Lc. 22, 19 Vgl. 1 Kor. 11, 24-25 en Hij heeft de Kerk gemaakt tot bedienares van de verzoening door de macht om de zonden te vergeven Vgl. Joh. 20, 23 Vgl. 2 Kor. 5, 18-19 .
De verlossing wordt aan de menselijke persoon toebedeeld dank zij de verkondiging van het woord Gods en de sacramenten. Het is deze goddelijke heilseconomie die de Kerk opbouwt als lichaam van Christus “als universeel sacrament van het heil” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 48. Het Doopsel, Sacrament van de wedergeboorte in Christus, neemt de gelovigen op vitale wijze op in die stroom die ontspringt aan de Verlosser. Het vormsel verbindt hen nauwer met de Kerk en versterkt hen als getuigen van Christus en in hun liefde voor Christus en voor de naaste die onderling samenhangen. In het bijzonder stelt de eucharistie het gehele werk van de verlossing tegenwoordig dat door heel het jaar voortgezet wordt in de viering van de goddelijke mysteries; daarin schenkt de Verlosser die werkelijk tegenwoordig is onder de heilige gedaanten, zichzelf aan de gelovigen en Hij brengt hen steeds dichter “bij die liefde die sterker is dan de dood” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de Goddelijke Barmhartigheid, Dives in Misericordia (30 nov 1980), 13, Hij verenigt hen met zichzelf en tegelijk met elkaar. Op deze wijze bouwt de eucharistie de Kerk op, aangezien zij teken en oorzaak is van de eenheid van het volk Gods en dus bron en hoogtepunt van geheel het christelijk leven 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11. Het Sacrament van de boete zuivert de gelovigen, zoals hier nader uiteengezet zal worden. Het sacrament van de wijding maakt hen die uitverkoren zijn, gelijkvormig aan Christus, eeuwige Hogepriester, en geeft hun de macht de Kerk te weiden in Zijn naam, door het onderricht van het woord en door de genade Gods, vooral in de eucharistische eredienst. In het huwelijk “wordt de waarachtige huwelijksliefde opgenomen in de goddelijke liefde en zij wordt geleid door en verrijkt met de verlossingskracht van Christus en de heilskracht van de Kerk” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 48. De ziekenzalving tenslotte verenigt het lijden van de christenen met het lijden van de Verlosser en zuivert hen met het oog op de volledige verlossing van de menselijke persoon, ook in Zijn lichaam, en bereidt hen voor op de zaligmakende ontmoeting met de ene God in drie Personen.
Vervolgens zijn er nog de verschillende elementen van de godsdienstige praktijk van de christenen, vooral die welke men aanduidt met de naam ,sacramentalia’, alsook de vormen van een oprechte volksdevotie, die eveneens hun werkdadigheid ontvangen van de geestelijke rijkdom die zonder onderbreking ontspringt aan de kruisdood en de verrijzenis van Christus de Verlosser, en die een voortdurend hernieuwd en levend contact van de gelovigen met de Heer vergemakkelijken.
Aangezien heel de werkzaamheid van de Kerk gekarakteriseerd wordt door de omvormende kracht van de verlossing door Christus en de Kerk zonder ophouden put uit die heilsbronnen Vgl. Jes. 12, 3 , is het duidelijk dat het Jubileum van de Verlossing – zoals ik gezegd heb tot het heilig college op 23 december jl. – niets anders moet zijn dan “een gewoon jaar dat op buitengewone wijze gevierd wordt: de genade van de verlossing die wij bezitten en die wij gewoonlijk beleven in en door de structuur zelf van de Kerk, wordt een buitengewone gave door het bijzondere karakter van deze viering” H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Toespraak over het komend heilig jaar tot de Curie-Kardinalen bij hun overbrengen van de Kerstwensen, Opgaan naar de Verlosser (23 dec 1982), 3. Op deze wijze krijgen het leven en de activiteit van de Kerk het karakter van een jubileum in dit Jaar van de Verlossing dat een speciale indruk op het gehele leven van de Kerk moet achterlaten, opdat de christenen in hun concrete leven opnieuw heel de rijkdom kunnen ontdekken van het heil waaraan zij door hun doopsel deelachtig zijn geworden, en opdat zij zich gedreven voelen door de liefde van Christus “sinds zij hebben ingezien dat, als Eén is gestorven voor allen, allen gestorven zijn. En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem die ter wille van hen is gestorven en verrezen” (2 Kor. 5, 14-15). Aangezien de Kerk de uitdeelster is van de veelvormige genade Gods, zal de goddelijke heilseconomie verwerkelijkt worden door middel van de verschillende vormen die het Jubeljaar van de Verlossing zal aannemen, naargelang de Kerk aan dit Jaar een bijzondere betekenis weet te geven.
Uit dit alles vloeit voort dat deze gebeurtenis een uitgesproken pastoraal karakter moet hebben. Het gaat erom die diepe zin en de verborgen schoonheid te onderscheiden van dit Jaar dat de Heer ons laat vieren, doordat wij de sacramentele heilsbedeling van de Kerk herontdekken en praktisch beleven, want daardoor komt de genade van God in Jezus Christus tot ieder van ons en tot heel de christengemeenschap.
Van de andere kant moet het duidelijk zijn dat in deze bijzondere periode waarin iedere christen opgeroepen wordt zijn roeping tot verzoening met de Vader in de Zoon dieper te verwerkelijken, het doel van het Jaar slechts bereikt zal worden als ieder afzonderlijk en allen tezamen zich werkelijk inzetten voor de verzoening, niet alleen tussen alle leerlingen van Christus maar eveneens tussen alle mensen, en voor de vrede tussen alle volkeren. Een authentiek christelijk geloof en leven moeten noodzakelijkerwijs uitmonden in een liefde die de waarheid en de rechtvaardigheid bevorderd.
Bijgevolg moet iedere gelovige zich vooral geroepen weten tot een persoonlijke inzet voor boete en vernieuwing, aangezien dit de blijvende conditie is van de Kerk zelf “die, terzelfder tijd heilig en altijd tot uitzuivering geroepen, onophoudelijk de boetvaardigheid en de levensvernieuwing nastreeft” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 14, volgens de oproep die Christus gericht heeft tot de menigte aan het begin van Zijn zending: “Bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap” (Mc. 1, 15).
Wat deze bijzondere inzet betreft ligt het Jaar dat wij gaan vieren, in de lijn van het heilig jaar 1975 waaraan mijn vereerde voorganger Paulus VI als eerste doel de vernieuwing in Christus en de verzoening met God heeft gegeven Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Uitroepen van het Heilig Jaar 1975, Apostolorum Limina (23 mei 1974), 1. De geestelijke vernieuwing moet inderdaad door boete en bekering heengaan, zowel als innerlijke en blijvende houding van de gelovige en als deugdbeoefening die beantwoordt aan de oproep van de apostel “laat u met God verzoenen” (2 Kor. 5, 20), alsook om deelachtig te worden aan Gods vergeving door middel van het sacrament van de boete.
Het is werkelijk een eis van zijn conditie zelf in de Kerk dat iedere katholiek niets nalaat om in het leven van de genade te blijven en alles doet om te vermijden dat hij in de zonde valt, opdat hij steeds in staat zal zijn te delen in het Lichaam en Bloed van de Heer en zo de gehele Kerk bijstaat door zijn eigen heiliging en door zijn steeds meer oprechte inzet in dienst van de Heer.
De bevrijding van de zonde is dus een eerste vrucht en vereiste van het geloof in Christus de Verlosser en in Zijn Kerk, want Christus heeft ons vrijgemaakt opdat wij vrij blijven (Gal. 5, 1) en opdat wij kunnen delen in de gave van Zijn sacramenteel lichaam en deelnemen aan de opbouw van Zijn lichaam dat de Kerk is.
Ten behoeve van deze bevrijding heeft de Heer Jezus in Zijn Kerk het sacrament van de boete ingesteld, zodat zij die na het doopsel gezondigd hebben, zich kunnen verzoenen met God die zij beledigd hebben, en met de Kerk zelf die zij geschonden hebben Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21 Vgl. Congregatie voor de Riten, Ordo van het Sacrament van Boete en Verzoening, Ordo Paenitentiae (2 dec 1973), 2.
De universele oproep tot bekering Vgl. Mc. 1, 15 Vgl. Lc. 13, 3-5 heeft juist in deze context zijn plaats. Aangezien allen zondaars zijn, hebben allen de radicale ommekeer van de geest en van het leven nodig, die in de Bijbel metanoia wordt genoemd, d.w.z. bekering. En deze houding wordt opgewekt en gevoed door het woord van God dat de barmhartigheid van de Heer openbaart Vgl. Mc. 1, 15 , zij concretiseert zich vooral doordat men zijn toevlucht neemt tot de sacramenten en zij uit zich in de veelvuldige werken van liefde voor en dienst aan de naaste.
Om de staat van genade te herwinnen is het in de gewone heilsbedeling niet voldoende de eigen fout innerlijk te erkennen en er een uiterlijke genoegdoening voor te brengen. Want Christus de Verlosser die de Kerk heeft ingesteld en haar tot universeel heilssacrament heeft gemaakt, heeft bepaald dat het heil van de individuele mens zich verwerkelijkt binnen de Kerk en door middel van haar bediening Vgl. Congregatie voor de Riten, Ordo van het Sacrament van Boete en Verzoening, Ordo Paenitentiae (2 dec 1973), 46, waarvan God ook gebruik maakt om het begin van het heil mede te delen, d.w.z. het geloof Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11 Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 12. Het is zeker waar dat de wegen van de Heer ondoorgrondelijk zijn en het geheim van de ontmoeting met God in het geweten niet te peilen is; maar de ,weg’ die Christus ons geleerd heeft, is de weg die door de Kerk loopt: door het sacrament (of minstens door het verlangen ernaar) herstelt de Kerk het persoonlijk contact tussen de zondaar en de Verlosser. Dit levend contact wordt ook zichtbaar door het teken van de sacramentele absolutie; hierin raakt Christus die vergeeft, via de bedienaar, in het diepst van Zijn hart degene die vergeving nodig heeft en Hij verlevendigt in hem de geloofsovertuiging waarvan alle andere overtuigingen afhangen: “Het geloof in de Zoon van God die mij heeft liefgehad en zichzelf voor mij heeft overgeleverd” (Gal. 2, 20).
Iedere keer dat de mens zich weer bewust wordt van de barmhartige liefde van God en daaraan beantwoordt door een acte van berouwvolle liefde, heeft dit een kerkelijke dimensie. Aan de eigen werking van het sacrament worden, bij wijze van deelneming aan de verdienste en de waarde van de oneindige genoegdoeningen toegevoegd van allen die, geheiligd in Jezus Christus en trouw aan de oproep tot heiligheid Vgl. 1 Kor. 1, 2 , hun vreugden en gebeden, hun ontberingen en lijden offeren voor het welzijn van hun broeders in het geloof die meer behoefte hebben aan vergeving. Dit komt zelfs ten goede aan heel het lichaam van Christus dat de Kerk is. Vgl. Gal. 6, 10 Vgl. Kol. 1, 24
Bijgevolg is de praktijk van de sacramentele zondebelijdenis, binnen het kader van de gemeenschap der heiligen die er op verschillende wijzen toe bijdraagt de mensen dichter bij Christus te brengen Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 50, een daad van geloof in het mysterie van de verlossing en van de verwerkelijking hiervan in de Kerk. De viering van de sacramentele boete is inderdaad altijd een handeling van de Kerk waardoor zij haar geloof belijdt, dank aanbiedt als geestelijke offergave tot lof van de heerlijkheid van God en zich zo naar de ontmoeting met Christus de Heer haast.
Het is een eis van het verlossingsmysterie zelf dat de bediening van de verzoening die door God is toevertrouwd aan de herders van de Kerk Vgl. 2 Kor. 5, 18 , zich van nature verwerkelijkt in het sacrament van de boete. De bisschoppen zijn hiervoor verantwoordelijk want zij zijn de Kerk de beheerders van de genade Vgl. 1 Pt. 4, 10 die voortvloeit uit het priesterschap van Christus waarin Hij Zijn bedienaren laat delen; en ook omdat zij de taak hebben te waken over de discipline van de boetepraktijk. De priesters zijn er eveneens verantwoordelijk voor; vooral door de bediening van het sacrament van de boete kunnen zij zich verenigen met het oogmerk en de liefde van Christus. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 26 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 13
Ik ben er zeker van dat de herders met mij in het bijzonder aandacht zullen besteden aan de onvervangbare plaats van het Sacrament van de boete in de heilszending van de Kerk en dat zij er nauwgezet op zullen toezien dat niets ongedaan gelaten zal worden wat kan dienen om het lichaam van Christus op te bouwen Vgl. Ef. 4, 12 . Is het niet ons aller grootste wens dat gedurende dit Jaar van de Verlossing het aantal afgedwaalde schapen zal verminderen en dat allen zullen terugkeren naar de Vader die op hen wacht Vgl. Lc. 15, 20 , en naar Christus, de Herder en Behoeder van de ziel van allen? Vgl. 1 Pt. 2, 25
Bij het naderen van het begin van haar derde millennium voelt de Kerk zich bijzonder verplicht tot trouw aan de goddelijke gaven die hun oorsprong hebben in de verlossing door Christus en door middel waarvan de heilige Geest haar leidt naar haar ontplooiing en vernieuwing, opdat zij een steeds waardiger bruid van haar Heer wordt Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 9.12. Daarom stelt zij haar vertrouwen in de heilige Geest en wil zij zich verenigen met Zijn verborgen werking, als de bruid die roept om de komst van Christus Vgl. Openb. 22, 17 .
De specifieke genade van het Jaar van de Verlossing is dus een hernieuwde ontdekking van de liefde van God die zichzelf schenkt, en een verdieping van de onpeilbare rijkdommen van het paasmysterie van Christus welke men zich eigen maakt door de dagelijkse beleving van het christelijke leven in al zijn vormen. De verschillende activiteiten van dit Jubeljaar moeten gericht zijn op deze genade, door een voortdurende inspanning die veronderstelt en eist dat men zich onthecht aan de zonde, aan de geest van de wereld “die ligt in de macht van de Boze” (1 Joh. 5, 19) en aan alles wat de voortgang van de bekering verhindert of vertraagt.
In het perspectief van deze genade moet men ook het geschenk van de aflaat zien die karakteristiek is voor het Jubeljaar en die de Kerk krachtens die haar door Christus verleende macht aanbiedt aan al degenen die de voorgeschreven werken van het jubileum vervullen in de hieronder aangegeven gesteltenis. Zoals mijn voorganger Paulus VI het onderstreept heeft in de bulle waarmee hij het heilig jaar 1975 heeft aangekondigd: “Laat de Kerk, krachtens haar macht van bedienares van de verlossing door Christus de Heer, de gelovigen delen in de volheid van Christus in de gemeenschap der heiligen en verschaft zij hun in ruime mate te middelen om het heil te verwerven” H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Uitroepen van het Heilig Jaar 1975, Apostolorum Limina (23 mei 1974), 2.
De Kerk die door de uitdrukkelijke wil van haar Stichter uitdeelster is van de genade, schenkt aan alle gelovigen de mogelijkheid door middel van de aflaat toegang te verkrijgen tot heel de barmhartigheid van God, maar zij vraagt de geschikte gesteltenis en de vereiste innerlijke zuivering, want de aflaat is niet los te maken van deugdzaamheid en van het sacrament van de boete. Ik heb het volledige vertrouwen dat dit jubileum het mogelijk zal maken bij de gelovigen de gave van de “vreze Gods”, die verleend wordt door de heilige Geest, te louteren: door Zijn fijngevoelige liefde zal Hij hen er steeds eet toe brengen de zonde te vermijden en er genoegdoening voor te geven, voor zichzelf en voor anderen, door het dagelijkse lijden op zich te nemen en de verschillende werken van het jubileum in praktijk te brengen. Het is nodig voor het gevoel der zondigheid te herontdekken, en hiervoor is het nodig de zin voor God terug te vinden. Want de zonde is een belediging die men de rechtvaardige en barmhartige God aandoet, en zij vraagt erom op passende wijze uitgeboet te worden in dit leven of in het andere leven. Hoe zouden wij ons niet deze heilzame raad herinneren: “De Heer zal rechtspreken over Zijn volk. Het moet iets vreselijks zijn om in de handen van de levende God te vallen”? (Hebr. 10, 30-31)
Aan dit hernieuwd bewustzijn van de zonde moet een herwaardering beantwoorden van het genadeleven dat de Kerk zal genieten doordat haar gekruisigde en verrezen Heer haar opnieuw de gave van de verlossing schenkt. Dit is het bij uitstek pastorale doel van het jubileum, waarover ik reeds heb gesproken.
Heel de Kerk zal er dus naar moeten streven, zoals Maria, in een onverdeelde liefde al haar aandacht te richten op Jezus Christus, haar Heer, en door haar leer en leven te getuigen dat niets gedaan kan worden zonder Hem, want bij niemand anders is er redding te vinden Vgl. Joh. 15, 5 Vgl. Hand. 4, 12 . En zoals Maria door haar instemming met het Woord van God de moeder van Jezus is geworden en zich geheel en al heeft gewijd aan de persoon en het werk van haar Zoon; in dienst van het mysterie van de verlossing Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 56, zo moet de Kerk nu en altijd verkondigen onder de mensen niets anders te kennen dan de gekruisigde Jezus Christus, die voor ons wijsheid, gerechtigheid, heiliging en verlossing is geworden Vgl. 1 Kor. 1, 30 Vgl. 1 Kor. 2, 2 .
Door dit getuigenis dat de Kerk aflegt van Christus de Verlosser, zal zij, zoals Maria, het vuur van een nieuwe hoop ontsteken voor heel de wereld.
Allen die beantwoord hebben aan de goddelijke uitverkiezing om gehoorzaam te zijn aan Jezus Christus, om besprenkeld te worden met Zijn Bloed en deelachtig te worden aan Zijn verrijzenis Vgl. 1 Pt. 1, 1-2 Vgl. Kol. 3, 1 , geloven immers dat het feit van bevrijd te zijn van de slavernij der zonde de vervulling is van heel de goddelijke Openbaring, want hierin is werkelijkheid geworden wat geen enkel schepsel ooit had kunnen denken of doen, te weten dat de onsterfelijke God zich in Christus op het kruis geofferd heeft voor de mens en dat de sterfelijke mensheid in Hem verrezen is. Zij geloven dat de verlossing de hoogste verheffing van de mens is, aangezien zij hem heeft doen sterven aan de zonde om hem deelgenoot te maken van het leven van God zelf. Zij geloven dat heel het menselijke bestaan en de gehele mensengeschiedenis hun volledige zin slechts vinden in de onwankelbare zekerheid dat “God de wereld zo heeft liefgehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben”. (Joh. 3, 16)
Moge de hernieuwde beleving van dit éne geloof in de loop van het Jubeljaar de tijd verhaasten van de onuitsprekelijke vreugde van de broeders, die samen luisteren naar de stem van Christus, in Zijn éne kudde, met Hem die de éne Opperherder is! Vgl. Ps. 133, 1 Vgl. Joh. 10, 16 In afwachting daarvan zijn wij gelukkig te weten dat velen van hen zich voorbereiden in dit Jaar op een bijzondere wijze Jezus Christus te vieren als leven voor de wereld; ik voor mij, ik wens hun succes met hun initiatieven en ik bid de Heer hen te zegenen.
Bovenal wens ik dat men een fundamentele betekenis toekent aan de twee voornaamste voorwaarden die vereist zijn voor het verdienen van een volle aflaat: de persoonlijke en volledige biecht, die de ontmoeting is van de menselijke misère en de goddelijke barmhartigheid, en de waardig ontvangen heilige communie.
Met het oog hierop spoor ik alle priesters aan door edelmoedige beschikbaarheid en overgave aan de gelovigen alle gelegenheid te bieden de vruchten van de genademiddelen te genieten; om de taak van de biechtvaders te vergemakkelijken bepaal ik dat de priesters die jubileumbedevaarten begeleiden of vergezellen buiten hun bisdom gebruik zullen kunnen maken van de bevoegdheden die de wettige overheid hun heeft verleend in hun eigen bisdom. Er zullen bijzondere bevoegdheden worden verleend door de H. Apostolische Penitentiarie aan de speciale biechtvaders van de Patriarchale basilieken in Rome, alsmede aan alle andere biechtvaders die de biecht zullen horen van gelovigen die komen biechten om de jubileumaflaat te verdienen.
Uitdrukking gevend aan de moederlijke gevoelens van de Kerk bepaal ik dat de jubileumaflaat verdiend zal kunnen worden naar eigen keuze op één van de volgende wijzen die uitdrukking zijn van een voorbeeldig kerkelijk leven en tegelijk nieuwe inzet daarvoor.
A
Met godsvrucht deelnemen aan een gemeenschapsviering op diocesaan niveau – of ook in de parochies, op voorwaarde dat zij in overeenstemming is met de aanwijzingen van de bisschop – om de aflaat te verdienen. In deze viering moet altijd een gebed worden opgenomen voor mijn intenties, in het bijzonder het gebed dat de werkelijkheid van de verlossing aan alle volkeren verkondigd zal mogen worden en dat in alle landen degenen die geloven in Christus de Verlosser, vrij hun geloof zullen kunnen belijden. Het is wenselijk dat de viering, voor zover mogelijk, vergezeld wordt door een werk van barmhartigheid waarin de boeteling zijn wil tot bekering uitdrukt en in stand houdt.
Het deelnemen aan een gemeenschappelijke viering zal in het bijzonder kunnen bestaan in de deelname:
aan de heilige Mis die bestemd is voor de jubileumaflaat. De bisschoppen dienen erop toe te zien dat aan de gelovigen in hun bisdom de mogelijkheid geboden wordt er zonder bezwaar aan deel te nemen, en dat de viering waardig en goed voorbereid is.
Als de liturgische normen het toelaten, wordt aangeraden één van de volgende Missen te kiezen waarvan de formulieren zich in het Romeins missaal bevinden: voor de verzoening; om vergiffenis van de zonden te verkrijgen; om de gave van liefde te vragen; om eendracht te bevorderen; ter ere van het mysterie van het heilig kruis; ter ere van de heilige eucharistie; ter ere van het kostbaar Bloed van onze Heer Jezus Christus. En men kan één van de twee eucharistische gebeden voor de verzoening gebruiken;
of aan een viering van het Woord van God die een aanpassing en een uitbreiding van het officie der lezingen kan zijn, of aan de viering van de lauden of de vespers, op voorwaarde dat deze vieringen plaatsvinden met het oog op de jubileumaflaat;
of aan een boeteviering die georganiseerd is om de jubileumaflaat te verdienen en besloten wordt met de persoonlijke biecht van de boetelingen, zoals is voorzien in de Orde van dienst voor boete en verzoening (tweede vorm);
of aan de plechtige toediening van een doopsel of van andere sacramenten (bijvoorbeeld het vormsel of het sacrament van de zieken tijdens de eucharistieviering);
of aan de oefening van de kruisweg als deze plaatsvindt met het oog op de jubileumaflaat.
Bovendien kunnen de diocesane bisschoppen bepalen dat de jubileumaflaat verkregen kan worden door deelname aan een volksmissie in de parochies bij gelegenheid van het Jubileum van de Verlossing, of door deel te nemen aan een retraite voor groepen of voor bepaalde categorieën van personen. Hierbij mag een gebed voor de intenties van de paus natuurlijk niet ontbreken.
B
Individueel of, beter nog, in gezinsverband één van de kerken of plaatsen bezoeken die hieronder worden aangegeven, e daar enige tijd in meditatie doorbrengen, zijn geloof verlevendigen door het bidden van het Credo of het Onze Vader en bidden voor de intenties van de paus zoals hierboven aangegeven.
Wat de kerken en de andere plaatsen betreft, bepaal ik het volgende:
a) In Rome moet men één van de vier Patriarchale basilieken bezoeken (Sint Jan van Lateranen, Sint Pieter, Sint Paulus buiten de muren, Maria de Meerdere), of één van de catacomben of de basiliek van het heilig Kruis in Jeruzalem).
Het comité voor het Jubeljaar zal, in samenwerking met het bisdom Rome, een programma samenstellen van gecoördineerde en regelmatige liturgische vieringen, en voorzien in al wat nodig is voor de godsdienstige en geestelijke bijstand van de pelgrims.
b) In de andere bisdommen van de wereld zal men de jubileumaflaat kunnen verkrijgen door een bezoek aan één van de kerken die de bisschoppen zullen aanwijzen. Bij de keuze van die plaatsen, waartoe natuurlijk vooral de kathedraal moet behoren, dienen de bisschoppen rekening te houden met de behoeften van de gelovigen, maar ook met de wenselijkheid zoveel mogelijk het karakter van een bedevaart te behouden: op symbolische wijze is deze de uitdrukking van de behoefte, het zieken, soms het heilig dorsten van de ziel die gedreven wordt door het verlangen de band van liefde te vestigen of te herstellen met God de heilige Geest die het heil in de harten bewerkt.
Degenen die om gezondheidsredenen zich niet naar één van de door de plaatselijke bisschop aangewezen kerken kunnen begeven, zullen de jubileumaflaat kunnen verdienen door een bezoek aan hun parochiekerk, Voor de zieken die ook niet tot dit bezoek in staat zijn, zal het voldoende zijn dat zij zich geestelijk verenigen met wat hun familieleden of parochie doen om de aflaat te verdienen, en hun gebeden en lijden aan God offeren. Soortgelijke faciliteiten worden verleend aan de bewoners van bejaardenhuizen en aan degenen die in strafinrichtingen verblijven, aan wie men heel bijzondere pastorale aandacht zal moeten besteden, in het licht van Christus, de Verlosser van het heelal.
De mannelijke en vrouwelijke religieuzen van slotkloosters zullen de jubileumaflaat kunnen verdienen in hun kloosterkerk.
Gedurende het Jubeljaar blijven de andere aflaatverleningen van kracht, met behoud evenwel van de norm dat men een volle aflaat slechts éénmaal per dag kan verkrijgen Vgl. Apostolische Penitentiarie, Handboekje voor de aflaten - normen en verleende gunsten (4e druk), Enchiridion indulgentiarum - (quarto editur) (26 aug 2002), 24. 1. Alle aflaten kunnen altijd toegepast worden op de overledenen, met het doel hen bij te staan Vgl. Apostolische Penitentiarie, Handboekje voor de aflaten - normen en verleende gunsten (4e druk), Enchiridion indulgentiarum - (quarto editur) (26 aug 2002), 4.
De heilige deur die ik zelf op 25 maart a.s. zal openen in de Vaticaanse basiliek, moet het teken zijn en het symbool van een nieuwe opgang naar Christus, de Verlosser van de mens, die alle mensen, zonder uitzondering, oproept het mysterie van de verlossing op passender wijze te overwegen en te delen in de vruchten ervan Vgl. 1 Tim. 2, 4 , vooral door middel van het sacrament van de boete.
Op dezelfde dag of op een onmiddellijk daarop volgende datum kunnen de bisschoppen van de hele wereld in hun respectievelijke kathedralen een speciale gebeds- en boetedienst vieren, opdat het voltallige episcopaat van de vijf continenten, met de priesters en de gelovigen, aan het plechtige begin van het Jubileum uitdrukking geeft aan de geestelijke eenheid met de opvolger van Petrus.
Van ganser harte nodig ik mijn broeders in het bisschopsambt, de priesters, de religieuzen en alle gelovigen uit dit genadejaar intens te beleven en te doen beleven.
Ik bid de heilige maagd Maria, de moeder van de Verlosser en de moeder van de Kerk, voor ons ten beste te spreken en de genade te verkrijgen van een vruchtbare viering van het Jubeljaar, twintig jaar na het Tweede Vaticaans Concilie, en ook “nogmaals aan de gehele wereld, aan heel de mensheid, Jezus te tonen die de gezegende vrucht is van haar schoot en de Verlosser van allen” H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Toespraak over het komend heilig jaar tot de Curie-Kardinalen bij hun overbrengen van de Kerstwensen, Opgaan naar de Verlosser (23 dec 1982), 11. Ik vertrouw het welslagen van deze jubileumviering toe aan haar handen en aan haar moederhart.
Ik wil dat dit schrijven in geheel de Kerk ten volle uitwerking en vervulling vindt, niettegenstaande welke tegengestelde beschikking ook.
Gegeven te Rome, bij Sint Petrus, op 6 januari, hoogfeest van de Openbaring des Heren, van het jaar 1983, het vijfde van mijn pontificaat.
JOHANNES PAULUS II
bisschop van de katholieke Kerk