H. Paus Johannes Paulus II - 17 oktober 1978
We wensen dus enige punten, die we uiterst belangrijk achten, te onderstrepen. Het is onze bedoeling, met vertrouwen in Gods hulp, onze volle aandacht eraan te besteden en de uitvoering ervan te bevorderen, opdat ze aanvaard worden in het ware kerkelijke leven. Vóór alles willen we het blijvende belang van het Tweede Oecumenisch Vaticaans Concilie onderstrepen. Dit betekent voor ons een formele verplichting het zorgvuldig ten uitvoer te brengen. Is dit Concilie niet een mijlpaal, m.a.w. een gebeurtenis van uitzonderlijk belang, in het tweeduizendjarige bestaan van de Kerk en bijgevoig ook in de godsdienstige en culturele geschiedenis van de mensheid? Maar zoals het Concilie niet beperkt blijft tot de documenten, zo eindigt het evenmin met de toepassingen ervan die gevolgd zijn in de postconciliaire jaren. We achten het dan ook als onze eerste plicht de uitvoering van de normen en richtlijnen van het Concilie zo zorgvuldig mogelijk te bevorderen, en dit door een voorzichtige en tevens aanmoedigende actie: bovenal willen we de groei van een aangepaste mentaliteit begunstigen. We bedoelen dit: eerst moeten we onszelf afstemmen op het Concilie, om dan in praktijk te brengen wat het Concilie uitdrukkelijk heeft verklaard, en om wat erin bevat ligt - en dat men gewoonlijk "impliciet" noemt - duidelijk naar voren te brengen, in het licht van de experimenten die nadien ondernomen zijn en van de eisen die ontstaan zijn uit de nieuwe omstandigheden. Het is, in één woord, nodig dat het vruchtbare zaad dat de Concilievaders, gevoed door Gods woord, in goede aarde gezaaid hebben, opgroeit tot rijpheid, in een ontwikkeling die eigen is aan beweging en leven. En met dat goede zaad door de Concilievaders gezaaid bedoelen wij hun gezaghebbende onderrichtingen en hun pastorale deliberaties.
Dit algemeen besluit van trouw aan het Concilie en onze uitdrukkelijke wil het in de praktijk toe te passen, in zover het van onszelf afhangt, omvat verschillende sectoren: van de missionaire tot de oecumenische, van de leerstellige tot de organisatorische. Maar er is één gebied waar onze bijzondere zorg zal naartoe gaan, dat is de ecclesiologie of leer over de Kerk.
Eerbiedwaardige broeders en zonen van de katholieke wereld, we moeten opnieuw de "magna charta" van het Concilie ter hand nemen, nl. de dogmatische constitutie over de Kerk 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964). Met een hernieuwde en bemoedigende aandacht moeten we de natuur en de taak van de Kerk onderzoeken, haar eigenheid en haar actie, en dit niet alleen om de vereniging in Christus te verwezenlijken van allen die in hem geloven en op hem hopen, maar ook om bij te dragen tot een meer totale en innige eenheid van geheel de mensenfamilie. Paus Johannes XXIII herhaalde graag deze woorden: "De Kerk van Christus is het licht der volkeren." De Kerk is inderdaad (het Concilie heeft zijn uitspraak overgenomen) een universeel heils- en eenheidssacrament voor de mensheid. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 1.48 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 1
Het heilsmysterie dat in de Kerk haar middelpunt heeft en door de Kerk wordt verwezenlijkt, het dynamisme dat door de kracht van hetzelfde mysterie het volk van God bezielt, de bijzondere band of collegialiteit, die de bisschoppen "met Petrus en onder Petrus" met elkaar verbindt, het zijn elementen die we tot nu toe onvoldoende onderzocht hebben. Toch is dit nodig, met het oog op de constante of tijdelijke noodwendigheden van de mensen, om te beslissen over de aard van de aanwezigheid van de Kerk in deze wereld en haar methoden van handelen. Een volledige instemming met deze onderrichting van het Concilie, gezien in het licht van de traditie en de dogmatische uitspraken honderd jaar geleden uitgevaardigd in het Eerste Vaticaans Concilie, zal voor ons, herders en gelovigen, een veilige wegwijzer zijn en een krachtige stimulans: het zal ons bekwaam maken - wij herhalen het - om de weg te bewandelen van het leven en van de geschiedenis. Heel bijzonder bevelen we aan grondiger te onderzoeken wat het principe van de collegialiteit inhoudt, om onszelf er meer bewust van te maken en tegelijktertijd onze taak met meer waakzaamheid beter uit te voeren. Collegialiteit verbindt bisschoppen innig met de opvolger van Petrus en bindt hen onderling. Ze laat hen toe het licht van het Evangelie naar de wereld te brengen, deze te heiligen door de genademiddelen van de Kerk en met herderlijke bezorgdheid leiding te geven aan geheel het volk van God. Collegialiteit betekent ook het creëren van organismen, deels nieuwe organismen, deels reeds bestaande maar aan de huidige noden aangepast: deze zullen een hechtere eenheid van de harten, de plannen en de actie verzekeren, in het werk van de opbouw van het lichaam van Christus dat de Kerk is. Vgl. Ef. 4, 12 Vgl. Kol. 1, 24 Naar aanleiding hiervan vermelden we heel bijzonder de bisschoppensynode, voor het eerst opgericht, nog vóór het einde van het Concilie, door de geniale Paulus VI. Vgl. H. Paus Paulus VI, Motu Proprio, Oprichting van de Synode van Bisschoppen voor de universele Kerk, Apostolica Sollicitudo (15 sept 1965)