
Paus Benedictus XVI - 24 juni 2009
Geliefde broeders en zusters,
Verleden vrijdag, 19 juni, hoogfeest van het Heilig Hart van Jezus en dag die traditioneel gewijd is aan het gebed voor de heiliging van de priesters, was het mijn vreugde het Jaar van de Priester te openen, ter gelegenheid van de honderdvijftigste verjaardag van de “geboorte voor de hemel” van de pastoor van Ars, de heilige Jean Baptiste Marie Vianney. Toen ik de basiliek van het Vaticaan betrad voor de Paus Benedictus XVI - Homilie
Opening van het Jaar van de priester en 150 verjaardag van de dies natalis van de H. Johannes-Maria Vianney
2e Vespers van het Hoogfeest van het Heilig Hart van Jezus - St. Pietersbasiliek
(19 juni 2009), bijna als een eerste symbolisch gebaar, ben ik blijven staan in de kapel van het Koor om de reliek te vereren van deze heilige zielenherder: zijn hart. Waarom een Jaar van de Priester? Waarom precies ter nagedachtenis van de heilige pastoor van Ars, die blijkbaar niets buitengewoons verricht heeft?
De historische en sociale situatie waarin de pastoor van Ars zich bevond, is onmiskenbaar veranderd en de vraag hoe de priesters hem kunnen imiteren in de identificatie met hun ambt in de huidige wereldomspannende samenlevingen, is terecht. In een wereld waarin de gewone kijk op het leven steeds minder het sacrale bevat, en waarin het “functionele aspect” de enige beslissende categorie wordt, zou het katholieke begrip van het priesterschap zijn natuurlijk karakter kunnen verliezen, soms zelfs binnen het bewustzijn van de Kerk. Dikwijls, of het nu is in theologische kringen of in de pastorale praktijk en de concrete priesteropleiding, staan twee verschillende opvattingen over het priesterschap tegenover elkaar en zijn soms met elkaar in strijd. Hieromtrent merkte ik enkele jaren geleden op dat er “enerzijds, een sociaal functionele opvatting” bestaat “die de essentie van het priesterschap omschrijft aan de hand van het begrip “dienst”: dienst aan de gemeenschap, in de beoefening van een functie ... Anderzijds, is er het sacramentele ontologische begrip dat de dienstbaarheid van het priesterschap natuurlijk niet loochent maar verankerd ziet in het wezen van de bedienaar en dat dit wezen beschouwt als iemand die bepaald is door een gave van de Heer door de bemiddeling van de Kerk en waarvan de naam een sacrament is”. J. Ratzinger, “Ministero e vita del Sacerdote”, in “Elementi di Teologia fondamentale. Saggio su fede e ministero”, Brescia 2005, p. 165 De terminologische verschuiving van het woord “priester” naar “dienst, ambt, opdracht” is ook een teken van dit verschillend begrip. Daarbij is aan het ontologische sacramentele begrip het primaat verbonden van de Eucharistie, in de samenstelling “priesterschap - offer” terwijl het andere begrip zou verbonden zijn met het primaat van het woord en de dienst van de verkondiging.
Alles wel overwogen, gaat het niet om twee tegengestelde opvattingen en de spanning tussen de twee moet van binnenuit opgeheven worden. Zo zegt het decreet “2e Vaticaans Concilie - Decreet
Presbyterorum Ordinis
Over het leven en dienst van de priester
(7 december 1965)” van het Tweede Vaticaans Concilie: “Want door de apostolische boodschap van het evangelie wordt het volk van God zo bijeen geroepen en verzameld, dat allen die tot dit volk behoren ... zichzelf aanbieden als ‘een levende, heilige offergave, die Hij kan aanvaarden’ (Rom. 12, 1). Maar door de bediening van de priesters wordt het geestelijk offer van de gelovigen tot voltooiing gebracht in vereniging met het offer van Christus, de enige Middelaar, dat door hun handen in naam van heel de Kerk in de eucharistie op onbloedige en sacramentele wijze wordt opgedragen, totdat de Heer zelf wederkomt”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2
“Stem” zijn van het Woord is voor de priester echter geen simpel functioneel aspect. In tegendeel, het vooronderstelt een substantieel “zelfverlies” in Christus, door deelname aan Zijn mysterie van dood en verrijzenis met heel zijn ik: intelligentie, vrijheid, wil en offer van zijn lichaam, als levende offergave. Vgl. Rom. 12, 1-2 Alleen deelname aan het offer van Christus, aan Zijn “khènosi”, maakt de verkondiging authentiek! Dat is de weg die hij met Christus moet gaan om met Hem tot de Vader te kunnen zeggen: “niet wat Ik maar wat Gij wilt” (Mc. 14, 36). Dan bevat de verkondiging ook steeds het offer van zichzelf, de voorwaarde opdat de verkondiging authentiek en doeltreffend zou zijn.
Als “alter Christus” is de priester ten diepste verenigd met het Woord van de Vader die door mens te worden de vorm van de dienaar heeft aangenomen, die dienaar geworden is. Vgl. Fil. 2, 5-11 De priester is dienaar van Christus in de zin dat zijn leven, dat ontologisch aan Hem gelijkvormig is, een essentieel relationeel karakter aanneemt: in Christus, voor Christus en met Christus staat hij ten dienste van de mensen. Juist omdat hij Christus toebehoort, staat de priester radicaal ten dienste van de mensen: hij is bedienaar van hun heil, hun geluk, hun ware bevrijding, en komt door het geleidelijk opnemen van Christus’ wil, door gebed, door het “van hart tot hart” met Hem, tot rijpheid. Dat is de onvervreemdbare voorwaarde van iedere verkonding die tegelijk deelname is aan de sacramentele offergave van de Eucharistie en volgzame gehoorzaamheid aan de Kerk.
De heilige pastoor van Ars herhaalde dikwijls met tranen in de ogen: “Hoe ontzettend is het priester te zijn!”. En nog: “Hoe bedroevend is een priester die de Mis opdraagt als iets gewoons! Hoezeer dwaalt een priester die geen innerlijk leven heeft!”. Moge het Jaar van de Priester alle priesters ertoe brengen zich volledig te identificeren met de gekruisigde en verrezen Christus opdat zij in navolging van de heilige Johannes de Doper bereid zouden zijn “kleiner” te worden zodat Hij groter kan worden; opdat zij in navolging van het voorbeeld van de pastoor van Ars, blijvend en diepgaand de verantwoordelijkheid van hun zending zouden aanvoelen, die het teken is en de aanwezigheid van Gods oneindige barmhartigheid. Vertrouwen wij het Jaar van de Priester dat nu begonnen is en alle priesters ter wereld toe aan Maria, Moeder van de Kerk.