CODEX IURIS CANONICICodex van het Canonieke recht
(Soort document: Wetboek)
Aucturitate Ioannis Pauli PP. II -
25 januari 1983
Wat het burgerlijk recht in een gebied over contracten bepaalt, zowel in het algemeen als in het bijzonder, en over de beëindiging ervan, dient in het canoniek recht met betrekking tot zaken die onder de bestuursmacht van de Kerk vallen, met dezelfde rechtsgevolgen onderhouden te worden, tenzij het in strijd is met het goddelijk recht of iets anders door het canoniek recht voorzien wordt, en onverminderd het voorschrift van
can. 1547.
§ 1 Behoudens het voorschrift van
can. 638, § 3, wordt, wanneer de waarde van de goederen waarvan vervreemding voorgesteld wordt, valt tussen de minimum- en de maximumsom door elke bisschoppenconferentie voor haar eigen gebied vast te stellen, de bevoegde overheid, als het gaat over rechtspersonen die niet aan de diocesane Bisschop onderworpen zijn, door de eigen statuten bepaald; anders is de bevoegde overheid de diocesane Bisschop met toestemming van de raad voor economische zaken en van het consultorencollege alsook van wie er belang bij hebben. De toestemming van dezen behoeft de diocesane Bisschop zelf ook om goederen van het bisdom te vervreemden.
§ 2 Als het echter gaat over zaken waarvan de waarde de maximumsom overschrijdt of over zaken die krachtens gelofte aan de Kerk geschonken zijn, of over zaken die uit artistiek of historisch oogpunt kostbaar zijn, is voor de geldigheid van de vervreemding bovendien verlof van de Heilige Stoel vereist.
§ 3 Als een te vervreemden zaak deelbaar is, moeten bij het aanvragen van verlof tot vervreemding de al eerder vervreemde delen vermeld worden; anders is het verlof ongeldig.
§ 4 Zij die in het vervreemden van goederen door hun advies of toestemming deel moeten hebben, mogen hun advies of toestemming niet geven tenzij zij eerst exact op de hoogte gebracht zijn zowel betreffende de economische situatie van de rechtspersoon van wie men voorstelt goederen te vervreemden, als betreffende de reeds gedane vervreemdingen.
Indien kerkelijke goederen zonder de vereiste canonieke formaliteiten vervreemd zijn, maar de vervreemding burgerrechtelijk geldig is, komt het de bevoegde overheid toe, na alles rijpelijk overwogen te hebben, te beslissen of en welke rechtsvordering, namelijk een persoonlijke of een zakelijke, door wie en tegen wie, ingesteld moet worden om de rechten van de Kerk op te eisen.