Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
CODEX IURIS CANONICI Codex van het Canonieke recht |
|||
► | HEILIGINGSTAAK VAN DE KERK | ||
► | SACRAMENTEN |
Omdat de Sacramenten dezelfde zijn voor de gehele Kerk en zij tot het door God toevertrouwde goed behoren, komt het alleen het hoogste gezag van de Kerk toe goed te keuren of te bepalen wat voor hun geldigheid vereist is, en aan hetzelfde gezag of aan een andere bevoegde overheid, volgens can. 838, §§3 en 4, komt het toe te beslissen wat het geoorloofd vieren, toedienen en ontvangen ervan betreft, alsook wat de ordening betreft die bij de viering ervan in acht genomen moet worden.
§ 2 De Sacramenten van Doopsel, Vormsel en allerheiligste Eucharistie zijn zo nauw met elkaar verbonden dat zij voor de volledige christelijke initiatie vereist zijn.
§ 2 De zielzorgers en de overige christengelovigen hebben, ieder volgens hun kerkelijke taak, de plicht ervoor te zorgen dat zij die de Sacramenten vragen, door de vereiste evangelisatie alsook door catechetisch onderricht op het ontvangen ervan voorbereid worden, rekening houdend met de door de bevoegde overheid uitgevaardigde normen.
§ 1 Katholieke bedienaren dienen de Sacramenten geoorloofd toe alleen aan katholieke christengelovigen, die ze eveneens alleen van katholieke bedienaren geoorloofd ontvangen, behoudens de voorschriften van §§ 2, 3 en 4 van deze canon, en van can. 861, § 2.
§ 2 Telkens als de nood het vereist of echt geestelijk nut het wenselijk maakt, en mits gevaar voor dwaling of indifferentisme vermeden wordt, is het de christengelovigen voor wie het fysiek of moreel onmogelijk is zich te wenden tot een katholieke bedienaar, geoorloofd de Sacramenten van Boete, Eucharistie en Ziekenzalving te ontvangen van niet-katholieke bedienaren, in wier Kerk voornoemde Sacramenten geldig bestaan.
§ 3 Katholieke bedienaren dienen geoorloofd de Sacramenten van Boete, Eucharistie en Ziekenzalving toe aan leden van Oosterse Kerken die niet in volledige gemeenschap leven met de Katholieke Kerk, als zij er uit eigen beweging om vragen en de juiste gesteltenis bezitten; dit geldt eveneens voor leden van andere Kerken die, volgens het oordeel van de Apostolische Stoel, wat de Sacramenten betreft in dezelfde situatie verkeren als voornoemde Oosterse Kerken.
§ 4 Als stervensgevaar aanwezig is of als volgens het oordeel van de diocesane Bisschop of van de bisschoppenconferentie een andere ernstige nood ertoe dwingt, dienen katholieke bedienaren dezelfde Sacramenten geoorloofd toe ook aan de overige christengelovigen niet in volledige gemeenschap levend met de katholieke Kerk, die zich niet tot een bedienaar van hun gemeenschap kunnen wenden en er uit eigen beweging om vragen, mits zij wat dezelfde Sacramenten betreft blijk geven van het katholieke geloof en zij de juiste gesteltenis bezitten.
§ 5 Voor de gevallen waarover in §§ 2, 3 en 4, mag de diocesane Bisschop of de bisschoppenconferentie geen algemene normen uitvaardigen, tenzij na overleg met ten minste de plaatselijke bevoegde overheid van de betrokken Kerk of niet-katholieke gemeenschap.
§ 2 Indien na het verrichten van een zorgvuldig onderzoek nog een redelijke twijfel blijft of de Sacramenten waarover in § 1, daadwerkelijk of geldig toegediend zijn, dienen zij onder voorwaarde toegediend te worden.
§ 2 De bedienaar dient de Sacramenten te vieren volgens zijn eigen ritus.
§ 2 De pastoor dient de heilige oliën van zijn eigen Bisschop te verkrijgen en ze met zorg op een passende plaats te bewaren.