Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
CODEX IURIS CANONICI Codex van het Canonieke recht |
|||
► | VOLK VAN GOD | ||
► | DE CHRISTENGELOVIGEN | ||
► | Verplichtingen en rechten van alle christengelovigen |
§ 2 Met grote nauwgezetheid dienen zij de plichten te vervullen waartoe zij gehouden zijn zowel jegens de Kerk als geheel als jegens de particuliere Kerk waartoe zij volgens de voorschriften van het recht behoren.
§ 2 De christengelovigen komt het onverminderd toe hun noden, in het bijzonder van geestelijke aard, en hun wensen aan de Herders van de Kerk kenbaar te maken.
§ 3 Naargelang van de kennis, de deskundigheid en het aanzien dat zij genieten, hebben zij het recht, zelfs ook soms de plicht, hun mening over wat het welzijn van de Kerk aangaat aan de gewijde Herders kenbaar te maken en deze, met behoud van de zuiverheid van geloof en zeden en van de eerbied jegens de Herders, en rekening houdend met het algemeen nut en de waardigheid van de personen, aan de overige christengelovigen bekend te maken.
Het is niemand geoorloofd de goede naam die iemand geniet onwettig te schaden, of het recht te schenden van wie ook om de eigen privacy te bewaren.
§ 2 De christengelovigen hebben eveneens het recht om, indien zij door een bevoegde overheid voor het gerecht gedaagd worden, geoordeeld te worden met inachtneming van de voorschriften van het recht, welke met billijkheid toegepast moeten worden.
§ 3 De christengelovigen hebben het recht dat hun geen canonieke straffen opgelegd worden tenzij volgens de wet.
§ 2 Zij zijn ook aan de verplichting gehouden de sociale rechtvaardigheid te bevorderen alsook, het voorschrift van de Heer indachtig, uit eigen middelen de armen bij te staan.
§ 1 Bij het uitoefenen van hun rechten moeten de christengelovigen zowel ieder afzonderlijk als samen in vereniging rekening houden met het algemeen welzijn van de Kerk alsook met de rechten van anderen en hun eigen plichten jegens anderen.
§ 2 Het komt de kerkelijke overheid toe om, met het oog op het algemeen welzijn, de uitoefening van de rechten die de christengelovigen eigen zijn, te regelen.