![](skins/rkdocs1/view/images/logo.png)
Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
CODEX IURIS CANONICI Codex van het Canonieke recht |
|||
► | ALGEMENE NORMEN | ||
► | Natuurlijke en juridische personen | ||
► | Juridische personen |
§ 2 Er zijn in de Kerk naast fysieke personen ook rechtspersonen, namelijk subjecten in het canoniek recht van plichten en rechten die met hun aard overeenkomen.
§ 1 Als rechtspersonen worden opgericht ofwel krachtens rechtsvoorschrift zelf ofwel krachtens speciale verlening door de bevoegde overheid bij decreet gegeven, gehelen hetzij van personen hetzij van zaken, gericht op een met de zending van de Kerk overeenkomende doelstelling, die de doelstelling van enkelingen overstijgt.
§ 2 Onder de doelstellingen waarover in § 1, worden verstaan die welke werken betreffen van vroomheid, apostolaat of caritas, hetzij geestelijk hetzij tijdelijk van aard.
§ 3 De bevoegde overheid van de Kerk mag geen rechtspersoonlijkheid toekennen tenzij aan die gehelen van personen of zaken die een werkelijk nuttige doelstelling nastreven en die, alles in overweging genomen, over de middelen beschikken waarvan men voorziet dat ze kunnen volstaan om het gestelde doel te bereiken.
§ 2 Een geheel van personen, dat niet opgericht kan worden tenzij het minstens uit drie personen bestaat, is collegiaal als de leden zijn werkzaamheid door gezamenlijke besluitvorming bepalen, hetzij met gelijk recht hetzij niet, volgens het recht en de statuten; anders is het niet collegiaal.
§ 3 Een geheel van zaken, dat wil zeggen een autonome stichting, bestaat uit goederen of zaken, hetzij geestelijke hetzij materiële, en wordt geleid door een of meerdere fysieke personen of door een college volgens het recht en de statuten.
§ 2 Publieke rechtspersonen verkrijgen deze rechtspersoonlijkheid hetzij van rechtswege hetzij door een speciaal decreet van de bevoegde overheid, wanneer zij deze uitdrukkelijk verleent; private rechtspersonen verkrijgen deze rechtspersoonlijkheid slechts door een speciaal decreet van de bevoegde overheid, wanneer zij deze rechtspersoonlijkheid uitdrukkelijk verleent.
§ 2 Als slechts één van de leden van een collegiale rechtspersoon overblijft en het geheel van personen volgens de statuten niet heeft opgehouden te staan, komt de uitoefening van alle rechten van het geheel aan dat lid toe.