Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
§ 1 In elke parochie dienen er parochieboeken te zijn, namelijk een doopregister, een huwelijksregister, een register van overledenen, en andere volgens de voorschriften van de bisschoppenconferentie of de diocesane Bisschop; de pastoor dient er voor te zorgen dat die boeken nauwkeurig bijgehouden en zorgvuldig bewaard worden.
§ 2 In het doopregister dient ook aangetekend te worden de inschrijving bij een Kerk van eigen recht "sui iuris", n.v.d.vert. en/of overgang, ook het vormsel aangetekend te worden, alsook datgene wat de canonieke staat van de christengelovigen betreft, met betrekking tot het huwelijk, behoudens echter het voorschrift van can. 1133, met betrekking tot de adoptie, en ook met betrekking tot de ontvangen heilige wijding, de professie voor het leven in een instituut van gewijd leven afgelegd alsook met betrekking tot de verandering van ritus; en deze aantekeningen dienen in een doopbewijs altijd vermeld te worden.
§ 3 Elke parochie dient haar eigen zegel te hebben; getuigschriften die aangaande de canonieke staat van christengelovigen gegeven worden, evenals alle akten die een juridische betekenis kunnen hebben, dienen door de pastoor zelf of diens gedelegeerde ondertekend te worden en door het parochiezegel bekrachtigd.
§ 4 In elke parochie dient een bewaarplaats of archief te zijn waarin de parochieboeken bewaard worden, tezamen met de brieven van de Bisschoppen en andere documenten, die noodzakelijkerwijze of omdat het nuttig is, bewaard moeten worden; de pastoor dient erover te waken dat dit alles, dat door de diocesane Bisschop of diens gedelegeerde bij gelegenheid van de visitatie of op een andere geschikte tijd geïnspecteerd moet worden, niet in handen van buitenstaanders komt.
§ 5 Ook de oudere parochieboeken dienen zorgvuldig bewaard te worden, volgens de voorschriften van het particulier recht.