Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
§ 1 De pastoor is aan de verplichting gehouden woonachtig te zijn in een pastorie nabij de kerk; in bijzondere gevallen echter, indien een goede reden aanwezig is, kan de plaatselijke Ordinaris toestaan dat hij elders verblijft, vooral in een gemeenschappelijk huis voor meerdere priesters, mits in de vervulling van de parochiële taken op de voorgeschreven wijze en passend voorzien is.
§ 2 Tenzij een ernstige reden in de weg staat, is het een pastoor toegestaan elk jaar voor vacantie ten hoogste één maand, aaneengesloten of onderbroken, uit zijn parochie afwezig te zijn; in die vacantietijd zijn niet begrepen de dagen waarop de pastoor eenmaal in het jaar zich wijdt aan geestelijke inkeer; om meer dan een week uit de parochie afwezig te zijn, is de pastoor evenwel gehouden de plaatselijke Ordinaris hiervan op de hoogte te stellen.
§ 3 Het is de taak van de diocesane Bisschop normen vast te stellen waardoor geregeld wordt dat gedurende een afwezigheid van de pastoor voorzien is in de zorg over de parochie door een priester die met de vereiste bevoegdheden uitgerust is.
Bij afwezigheid van de pastoor dienen, tenzij de diocesane Bisschop anders voorzien heeft volgens can. 533, § 3, en tenzij een parochie-administrator aangesteld is, de voorschriften van can. 541, § 1 in acht genomen te worden; de vicaris is in dit geval ook aan alle verplichtingen van de pastoor gehouden, met uitzondering van de verplichting de Mis op te dragen tot intentie van het volk.