Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
De taken in het bijzonder aan de pastoor toevertrouwd, zijn de volgende:
§ 1 Indien aan priesters hoofdelijk de pastorale zorg over een parochie of verschillende parochies tegelijk toevertrouwd wordt, is ieder afzonderlijk van hen, volgens de door hen zelf vastgestelde ordening, gehouden aan de verplichting de taken en functies van een pastoor waarover in de canones 528, 529 en 530, te vervullen; de bevoegdheid om bij huwelijken te assisteren, zoals ook alle macht om te dispenseren die van rechtswege aan een pastoor verleend is, komen hun allen toe, maar moeten uitgeoefend worden onder leiding van de moderator.
§ 2 Alle priesters die tot de groep behoren:
Behoudens het voorschrift van can. 262, is het een rector niet toegestaan de parochiële taken waarover in can. 530, nrs.1-6, in de hem toevertrouwde kerk te verrichten, tenzij met toestemming van de pastoor of, als de zaak het vereist, met diens delegatie.
§ 2 Als de gewone bedienaar afwezig of verhinderd is, dient een catechist of iemand anders die door de plaatselijke Ordinaris voor deze taak aangewezen is, geoorloofd het Doopsel toe, en zelfs, in geval van nood, gelijk welke mens die door de vereiste intentie geleid wordt; de zielzorgers, vooral de pastoor, dienen er zorg voor te dragen dat de Christengelovigen over de juiste wijze van dopen onderricht worden.