In het Statuut voor de priesteropleiding dient voorzien te worden dat de studenten niet alleen met zorg in hun moedertaal onderricht worden, maar dat zij ook de Latijnse taal goed beheersen, en ook een passende kennis bezitten van vreemde talen waarvan de kennis voor hun vorming of voor de uitoefening van de pastorale bediening noodzakelijk of nuttig lijkt.