Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
§ 2 Ook zijn zij aan de bijzondere plicht gehouden, ieder evenwel overeenkomstig de eigen plaats, de orde van het tijdelijke met de geest van het Evangelie te doordringen en te vervolmaken, en zo op bijzondere wijze bij het behandelen hiervan en bij het uitoefenen van wereldlijke functies getuigenis van Christus af te leggen.
§ 2 Leken die zich door de vereiste kennis, wijsheid en aanzien onderscheiden, zijn bekwaam als deskundigen of adviseurs, ook in raden volgens het recht, de Herders van de Kerk bij te staan.
§ 2 Zij genieten ook het recht de meer volledige kennis te verwerven in de gewijde wetenschappen die aan kerkelijke universiteiten of faculteiten of in instituten van godsdienstwetenschappen onderwezen worden, daar de colleges bij te wonen en academische graden te behalen.
§ 3 Eveneens zijn zij, met inachtneming van de voorschriften die bepaald zijn betreffende de vereiste geschiktheid, bekwaam van de wettige kerkelijke overheid een leeropdracht in de gewijde wetenschappen te ontvangen.
§ 2 Onverminderd het voorschrift van can. 230, § 1 hebben zij recht op een passende, aan hun plaats aangepaste vergoeding waarmee zij op een behoorlijke wijze, met inachtneming ook van de voorschriften van het burgerlijk recht, in hun eigen noden en in die van hun gezin kunnen voorzien; eveneens komt hun het recht toe dat naar behoren gezorgd wordt voor wat men noemt hun sociale voorzieningen, sociale zekerheid en geneeskundige bijstand.