Aucturitate Ioannis Pauli PP. II - 25 januari 1983
§ 1 Bij gemeenschappelijke dwaling in feite of in rechte, en eveneens bij positieve en waarschijnlijke twijfel hetzij in rechte hetzij in feite, suppleert de Kerk (Ecclesiae supplet) de uitvoerende bestuursmacht zowel voor het uitwendig als het inwendig rechtsbereik.
§ 2 Dezelfde norm wordt toegepast op de bevoegdheden waarover in de canones 882, 883, 966 en 1111, § 1.
§ 2 In clericale religieuze instituten van pauselijk recht echter hebben zij bovendien kerkelijke bestuursmacht zowel in het uitwendig als in het inwendig rechtsbereik.
§ 3 Op de macht waarover in § 1, zijn de voorschriften van de canones 131, 133 en 137-144 van toepassing.
§ 1 Alleen die huwelijken zijn geldig die gesloten worden ten overstaan van de assisterende plaatselijke Ordinaris of pastoor of van een door een van beiden gedelegeerde priester of diaken, en ten overstaan van twee getuigen, volgens de regels echter uitgedrukt in de canones die volgen, en behoudens de uitzonderingen waarover in de canones 144, 1112 § 1, 1116 en 1127, §§1-2.
§ 2 Onder de bij een huwelijk assisterende wordt alleen diegene verstaan die, zelf aanwezig, de uiting van de consensus van de huwenden vraagt en deze in naam van de Kerk aanvaardt.
§ 3 Alleen een priester assisteert geldig bij het huwelijk tussen twee oosterse partijen of tussen een Latijnse partij en een katholieke of niet-Katholieke oosterse partij.