CODEX IURIS CANONICICodex van het Canonieke recht
(Soort document: Wetboek)
Aucturitate Ioannis Pauli PP. II -
25 januari 1983
§ 1 De dader van de schending wordt niet van straf uitgezonderd, maar de straf bij wet of verordening bepaald moet gematigd worden of in de plaats hiervan een boetedoening aangewend worden, indien het misdrijf begaan is:
- door wie slechts een onvolkomen gebruik van het verstand had;
- door wie het gebruik van het verstand miste wegens dronkenschap of een andere gelijkaardige geestesstoring, waaraan hij schuldig was
;, onverminderd het voorschrift van 1326, § 1, nr. 4
- uit hevige hartstocht, die nochtans niet alle overleg van de geest en instemming van de wil overstemde en verhinderde, en mits de hartstocht zelf niet vrijwillig opgewekt of gevoed was;
- door een minderjarige die de leeftijd van zestien jaar voltooid heeft;
- door wie gehandeld heeft onder druk van ernstige vrees, hoewel slechts relatief ernstig, of uit nood of wegens ernstig ongemak, indien het misdrijf intrinsiek slecht is of de zielen tot nadeel strekt;
- door wie gehandeld heeft uit wettige verdediging tegen een onrechtmatige aanvaller van zichzelf of van een ander, daarbij echter de vereiste gematigdheid niet in acht nemend;
- tegen iemand die op ernstige en onrechtmatige wijze uitdaagt;
- door wie uit dwaling, maar door eigen schuld, gemeend heeft dat een van de omstandigheden aanwezig was waarover in can. 1323, nrs. 4 en 5;
- door wie zonder schuld niet wist dat aan een wet of verordening een straf verbonden was;
- door wie gehandeld heeft zonder volle toerekenbaarheid, mits deze voldoende zwaar gebleven is.
§ 2 De rechter kan hetzelfde doen, indien een andere omstandigheid aanwezig is die de zwaarte van het misdrijf vermindert.
§ 3 In de omstandigheden waarover in § 1, is de schuldige niet gehouden aan een van rechtswege opgelopen straf. maar hem kunnen lichtere straffen of boetes worden opgelegd met het oog op zijn verbetering of het herstel van de schade.