§ 1 Vaste altaren moeten gewijd worden, verplaatsbare echter gewijd of gezegend, volgens de riten die in de liturgische boeken voorgeschreven zijn.
§ 2 De aloude traditie om onder een vast altaar relikwieën van Martelaren of van andere Heiligen te bewaren dient behouden te worden, volgens de normen die in de liturgische boeken gegeven worden.