Als een geheel dat publieke rechtspersoonlijkheid bezit, zo verdeeld wordt dat ofwel een deel ervan met een andere rechtspersoon verenigd wordt, ofwel uit een afgescheiden deel een onderscheiden rechtspersoon opgericht wordt, moet de kerkelijke overheid aan wie de verdeling toekomt er zelf of door middel van een uitvoerder voor zorgen, en wel allereerst met inachtneming zowel van de wil van stichters en schenkers als van verworven rechten alsook van goedgekeurde statuten:
dat de gemeenschappelijke goederen en vermogensrechten die verdeeld kunnen worden, alsmede schulden en andere verplichtingen tussen de betreffende rechtspersonen verdeeld worden met de vereiste evenredigheid naar recht en billijkheid, rekening houdend met alle omstandigheden en de noden van ieder van beiden;
dat het gebruik en vruchtgebruik van de gemeenschappelijke goederen die niet voor verdeling in aanmerking komen, aan ieder van beide rechtspersonen toevallen en dat de hieraan eigen verplichtingen aan ieder van beiden worden opgelegd, eveneens met inachtneming van de vereiste evenredigheid, naar recht en billijkheid te bepalen.