H. Paus Johannes Paulus II - 1 mei 1991
De Kerk ontvangt de “zin voor de mens” uit de goddelijke Openbaring. “Om de mens te kennen, de echte mens, de gehele mens, moet men God kennen”, heeft Paulus VI gezegd, en hij heeft onmiddellijk daarna de heilige Catharina van Siëna geciteerd die in haar gebed hetzelfde idee heeft uitgedrukt: “In uw natuur, eeuwige Godheid, zal ik mijn natuur kennen.” Vgl. H. Paus Paulus VI, Homilie, Homilie bij de laatste algemene zitting van het Tweede Vaticaans Concilie, Hodie Concilium Oecumenicum (7 dec 1965), 6
Daarom is de christelijke antropologie in feite een hoofdstuk van de theologie. Om dezelfde reden behoort de sociale leer van de Kerk, die zich bemoeit om de mens, zich interesseert voor de mens en voor zijn wijze van gedragen in de wereld, tot het gebied van de theologie en speciaal van de moraaltheologie. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De ontwikkeling van de mens en de samenleving
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI, Sollicitudo Rei Socialis (30 dec 1987), 41 De theologische dimensie blijkt nodig om de actuele problemen van de menselijke samenleving te interpreteren en op te lossen. Wat geldt – het is passend dit te doen uitkomen – evenzeer tegenover de “atheïstische” oplossing, die de mens berooft van één van zijn fundamentele aspecten, het geestelijke, als tegenover de permissieve en consumptieve oplossingen, welke er onder verschillende voorwendsels naar streven hem te overtuigen van zijn onafhankelijkheid van iedere wet en van God en hem opsluiten in een egoïsme dat tenslotte hemzelf en de anderen schaadt.
Als de Kerk het heil van God aan de mens verkondigt, als zij hem door de Sacramenten het goddelijke leven aanbiedt en meedeelt, als zij zijn leven oriënteert met de geboden van de liefde voor God en voor de naaste, dan draagt zij bij tot de verrijking van de menselijke waardigheid. Zij kan deze godsdienstige en transcendente zending ten behoeve van de mens nooit opgeven, maar zij is er zich van bewust dat haar werk nu bijzondere moeilijkheden en obstakels ontmoet. Daarom zet zij zich steeds met nieuwe kracht en met nieuwe methoden in voor de evangelisatie, die heel de mens verheft. Ook aan de vooravond van het derde millennium blijft zij “teken en bescherming van de transcendentie van de menselijke persoon”, 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 76 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 13 zoals zij steeds heeft trachten te zijn, vanaf het begin van haar bestaan, samen met de mens onderweg in heel de geschiedenis. De encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Rerum Novarum
Over kapitaal en arbeid
(15 mei 1891) is daarvan een veelbetekende uitdrukking.