H. Paus Johannes Paulus II - 1 mei 1991
Na de ineenstorting van het communistisch totalitarisme en van vele andere regimes van totalitarisme en van “nationale zekerheid”, is men nu getuige van een overheersing, zij het niet zonder tegenstellingen, van het democratisch ideaal, samen met een levendige aandacht en zorg voor de mensenrechten. Maar juist daarom is het nodig dat de volken die bezig zijn hun ordeningen te hervormen, aan de democratie een authentieke en vaste grondslag geven door middel van de uitdrukkelijke erkenning van die rechten. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 17 Onder de voornaamste rechten moeten vermeld worden: het recht op het leven, waarvan een wezenlijk deel het recht is om, na verwekt te zijn, te groeien in de schoot van de moeder; het recht om te leven in een gezin dat één is, en in een moreel milieu dat gunstig is voor de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid; het recht om het eigen verstand en de eigen wil te doen rijpen in het zoeken en het kennen van de waarheid; het recht om deel te nemen aan de arbeid om de aardse goederen ten nutte te maken en om uit die arbeid het levensonderhoud van zichzelf en van zijn dierbaren te winnen; het recht om vrij een gezin te stichten en om kinderen te ontvangen en op te voeden door de seksualiteit op verantwoorde wijze te beleven. Bron en synthese van deze rechten is in zekere zin de godsdienstvrijheid, begrepen als recht om in de waarheid van het eigen geloof te leven en in overeenstemming met de transcendente waardigheid van de eigen persoon. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Boodschap voor de 21e Wereldvredesdag 1988, Godsdienstvrijheid, voorwaarde tot een vreedzame samenleving (8 dec 1987) Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Wereldvredeszondag 1991, Wanneer je de vrede wilt, respecteer dan het geweten van iedere mens (8 dec 1990) Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 1-2
Ook in de landen met democratische regeringsvormen worden deze rechten niet immer volledig gerespecteerd. Dat betreft niet alleen het schandaal van de abortus, maar ook verschillende aspecten van een crisis van de democratische systemen, welke soms het vermogen om overeenkomstig het algemeen welzijn te beslissen verloren lijken te hebben. De vragen die vanuit de maatschappij opkomen, worden soms niet onderzocht volgens maatstaven van rechtvaardigheid en zedelijkheid, maar eerder volgens de electorale of financiële macht van de groepen welke die vragen ondersteunen. Dergelijke afwijkingen van de politieke zeden wekken mettertijd wantrouwen en apathie, met als gevolg vermindering van de politieke deelname en van de burgerzin onder de bevolking, die zich geschaad en teleurgesteld voelt. Daaruit volgt het groeiende onvermogen om de particuliere belangen te plaatsen in het kader van een samenhangende visie op het algemeen welzijn, dat niet eenvoudig de som van de particuliere belangen is, maar de beoordeling en de samenvoeging daarvan insluit op basis van een evenwichtige hiërarchie van de waarden en in laatste instantie van een nauwkeurig begrip van de waardigheid en van de rechten van de mens. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 26
De Kerk eerbiedigt de wettige autonomie van de democratische orde en heeft geen reden om voorkeur uit te drukken voor de ene of voor de andere institutionele of constitutionele oplossing. De bijdrage die zij aanbiedt aan die orde, is juist de visie op de waardigheid van de mens, welke zich ten volle openbaart in het mysterie van het mensgeworden Woord. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22