H. Paus Johannes Paulus II - 1 mei 1991
Behalve de redeloze vernietiging van het natuurlijke milieu moet hier de nog ernstigere vernietiging van het menselijke milieu vermeld worden, waaraan men nog lang niet de vereiste aandacht schenkt. Terwijl men terecht, hoewel veel minder dan nodig is, zorg draagt voor het behoud van de natuurlijke ”habitat” van de verschillende diersoorten welke met uitsterven bedreigd worden, omdat men zich ervan bewust is dat iedere soort een eigen bijdrage levert tot het algemene evenwicht op aarde, spant men zich weinig in voor de bescherming van de morele voorwaarden voor een authentieke ”menselijke ecologie”. Niet alleen de aarde is door God aan de mens gegeven, die haar gebruiken moet met eerbiediging van de oorspronkelijke bedoeling, volgens welke ze hem geschonken is als een goed, maar ook de mens is aan zichzelf gegeven door God en hij moet daarom de natuurlijke en zedelijke structuur respecteren waarmee hij begiftigd is. In dit kader moeten de ernstige problemen van de moderne verstedelijking en de noodzaak van een stadsplanning die zorg heeft voor het leven van de mensen, vermeld worden, alsook de verschuldigde aandacht voor een ”sociale ecologie” van de arbeid.
De mens ontvangt van God een wezenlijke waardigheid en daarmee het vermogen om iedere ordening van de maatschappij te overstijgen naar de waarheid en naar het goede. Hij is echter ook geconditioneerd door de maatschappelijke structuur waarin hij leeft, door de opvoeding die hij ontvangen heeft en door het milieu. Deze elementen kunnen het leven overeenkomstig de waarheid vergemakkelijken of bemoeilijken. De beslissingen, dank zij welke een menselijke omgeving gevormd wordt, kunnen specifieke zondige structuren scheppen en de volledige verwezenlijking verhinderen van degenen die op verschillende wijze aan die structuren onderworpen zijn. Het afbreken ervan en de vervanging door meer authentieke vormen van samenleving is een taak die moed en geduld eist. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verzoening en boete in de zending van de Kerk in deze tijd, Reconciliatio et paenitentia (2 dec 1984), 16 Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over de aanpassing van de sociale orde, Quadragesimo Anno (15 mei 1931)
De eerste fundamentele structuur voor de ”menselijke ecologie” is het gezin, in de schoot waarvan de mens het eerst een beslissende begrip van de waarheid en van het goede ontvangt en leert wat beminnen en bemind worden betekent en dus wat persoon-zijn concreet wil zeggen. Hier wordt het gezin bedoeld dat gebouwd is op het huwelijk, waarin de wederzijdse zelfgave van de man en de vrouw een levens-milieu schept waarin het kind geboren kan worden, zijn vermogens kan ontwikkelen, zich bewust kan worden van zijn waardigheid en zich voorbereiden kan op het beantwoorden aan zijn unieke en onherhaalbare bestemming. Het gebeurt integendeel vaak dat de mens afgeschrikt wordt van de verwezenlijking van de authentieke voorwaarden voor de menselijke voortbrenging en ertoe gebracht wordt om zichzelf en zijn leven te beschouwen als een geheel van gevoelens die beleefd moeten worden, in plaats van als een werk dat volbracht moet worden. Hieruit ontstaat een gebrek aan vrijheid dat de mens doet afzien van de inspanning om zich blijvend aan een andere mens te binden en kinderen te verwekken, of hem er ook toe verleidt om de kinderen als één van de vele ”dingen” te beschouwen die hij al of niet kan hebben volgens zijn eigen smaak en die concurreren met andere mogelijkheden.
Men moet het gezin weer gaan zien als het heiligdom van het leven. Want het is heilig: het is de plaats waarin het leven dat een gave van God is, op passende wijze ontvangen kan worden, beschermd kan worden tegen de veelvuldige aanvallen waaraan het is blootgesteld, en zich ontwikkelen kan volgens de vereisten van een authentieke menselijke groei. Tegenover de zogenaamde cultuur van de dood vormt het gezin de zetel van de cultuur van het leven.
Het menselijke vernuft lijkt zich op dit gebied meer te richten op het inperken, onderdrukken of vernietigen van de levensbronnen, zelfs door zijn toevlucht te nemen tot de abortus, welke helaas zozeer verbreid is in de wereld, dan op het verdedigen en openstellen van de mogelijkheden van het leven zelf. In de encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Sollicitudo Rei Socialis
De ontwikkeling van de mens en de samenlevingTwintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI
(30 december 1987) zijn de systematische campagnes tegen de geboorten aangeklaagd die op basis van een verwrongen opvatting over het demografische probleem en in een klimaat van “absoluut gebrek aan eerbied voor de beslissingsvrijheid van de betrokkenen” niet zelden de mensen onderworpen “aan onverdraaglijke druk (...) om hen te doen buigen voor deze nieuwe vorm van onderdrukking”. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De ontwikkeling van de mens en de samenleving
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI, Sollicitudo Rei Socialis (30 dec 1987), 25 Het gaat om een politiek die met nieuwe technieken haar actieradius uitbreidt en ertoe komt het leven van miljoenen weerloze menselijke wezens te vergiftigen als in een ”chemische oorlog”.
Deze kritiek is niet zozeer tegen een economisch systeem gericht, maar meer tegen een ethisch-cultureel systeem. De economie is immers slechts een aspect en een dimensie van het geheel van de menselijke activiteit. Als de economie verabsoluteerd wordt, als de productie en de consumptie van de goederen tenslotte beslag leggen op het centrum van het maatschappelijke leven en de enige waarde van de maatschappij worden, die aan geen enkele andere waarde ondergeschikt is, dan moet de oorzaak daarvan niet alleen en niet zozeer gezocht worden in het economische systeem zelf, maar in het feit dat het gehele socioculturele systeem door het negeren van de ethische en godsdienstige dimensie verzwakt is en zich beperkt tot de productie van goederen en diensten. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De ontwikkeling van de mens en de samenleving
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI, Sollicitudo Rei Socialis (30 dec 1987), 34
Dat alles kan samengevat worden door nogmaals te verklaren dat de economische vrijheid slechts een element van de menselijke vrijheid is. Als de economische vrijheid autonoom wordt, d.w.z. als de mens meer gezien wordt als een producent of consument van goederen, dan als een subject dat produceert en consumeert om te leven, verliest zij haar noodzakelijke relatie met de mens en vervreemdt en onderdrukt zij hem tenslotte. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 15