H. Paus Johannes Paulus II - 1 mei 1991
Het ecologische probleem is even zorgwekkend als het probleem van de consumptiementaliteit, waarmee het nauw samenhangt. De mens die meer gegrepen is door het verlangen om te hebben en te bezitten dan door het verlangen om te zijn en te groeien, verbruikt de hulpbronnen van de aarde en zijn eigen leven op overmatige en ongeordende wijze. Aan het wortel van de redeloze vernietiging van het natuurlijke milieu ligt een antropologische dwaling, die helaas zeer verbreid is in onze tijd. De mens die zijn vermogen ontdekt om met zijn eigen arbeid de wereld te veranderen en in zekere zin te scheppen, vergeet dat dit steeds gebeurt op basis van de eerste oorspronkelijke schenking van de dingen door God. Hij denkt naar willekeur te kunnen beschikken over de aarde en haar zonder voorbehoud te kunnen onderwerpen aan zijn eigen wil, alsof hij geen eigen vorm had en geen eerdere bestemming die God haar gegeven heeft en die de mens kan ontwikkelen maar niet moet verraden. In plaats van zijn rol van medewerker van God in het scheppingswerk te vervullen, stelt de mens zich in Gods plaats en zo roept hij tenslotte de opstand van de natuur op, die door hem meer getiranniseerd wordt dan bestuurd. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De ontwikkeling van de mens en de samenleving
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI, Sollicitudo Rei Socialis (30 dec 1987), 34 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Internationale Dag voor de Vrede 1 januari 1990, Vrede met God, de Schepper, vrede met de gehele schepping (8 dec 1989)
Daarin merkt men allereerst een armoede of bekrompenheid op van de blik van de mens, die bezield wordt door het verlangen om de dingen te bezitten in plaats van ze te verbinden met de waarheid, en die de belangeloze, onbaatzuchtige en esthetische houding mist, welke voortkomt uit de verwondering over het zijn en over de schoonheid, welke in de zichtbare dingen de boodschap doet onderscheiden van de onzichtbare God die ze geschapen heeft. Wat dit betreft moet de huidige mensheid zich bewust zijn van haar taken en plichten jegens de toekomstige generaties.