H. Paus Johannes Paulus II - 1 mei 1991
Als men de encycliek leest in samenhang met heel het rijke onderricht van Leo XIII, Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over het socialisme, Quod Apostolici Muneris (28 dec 1878) Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over het christelijk huwelijk, Arcanum Divinae Sapientiae (10 feb 1880) Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de oorsprong van de burgerlijke macht, Diuturnum illud (29 juni 1881) Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Het onvergankelijk werk van den barmhartigen God - Over de christelijke staatsinrichting, Immortale Dei (1 nov 1885) Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de menselijke vrijheid, Libertas praestantissimum (20 juni 1888) Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de voornaamste plichten van de christelijke burgers, Sapientiae Christianae (10 jan 1890) dan bemerkt men dat zij in de grond de gevolgen op sociaaleconomisch gebied aangeeft van een dwaling van grotere omvang. Zoals gezegd bestaat deze dwaling in een opvatting over de menselijke vrijheid die haar onttrekt aan de gehoorzaamheid aan de waarheid en dus ook aan de plicht om de rechten van andere mensen te eerbiedigen. De inhoud van de vrijheid wordt dan de eigenliefde die zover gaat dat zij God en de naaste veracht, voert tot onbeperkte bevestiging van het eigenbelang en zich door geen enkel plicht van rechtvaardigheid laat inperken. Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de menselijke vrijheid, Libertas praestantissimum (20 juni 1888)
Juist deze dwaling bereikte haar uiterste consequenties in de tragische cyclus van oorlogen die Europa en de wereld geteisterd hebben tussen 1914 en 1945. Het waren oorlogen die voortvloeiden uit militarisme en op de spits gedreven nationalisme en uit de vormen van totalitarisme die daarmee samenhingen, oorlogen die voortkwamen uit de klassenstrijd, burgeroorlogen en ideologische oorlogen. Zonder de verschrikkelijke lading van haat en wrok, die opgestapeld was vanwege de vele onrechtvaardigheden zowel op internationaal niveau als op het binnenlands niveau van de afzonderlijke staten, zouden oorlogen van zulke wreedheid niet mogelijk geweest zijn; oorlogen waarin de energie van de grote naties gestoken werd, waarin men niet aarzelde om de meest heilige rechten van de mens te schenden en waarin de uitroeiing van gehele volken en maatschappelijke groepen werd beraamd en uitgevoerd. Wij denken hier in het bijzonder aan het Joodse volk, waarvan het verschrikkelijke lot een symbool is geworden van de afdwalingen waartoe de mens kan komen als hij zich tegen God keert.
Maar alleen als de haat en de onrechtvaardigheid gewettigd en georganiseerd worden door ideologieën die zich eerder daarop baseren dan op de waarheid over de mens, maken zij zich meester van gehele naties en drijven zij deze tot de actie. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Wereld Vredesdag 1980, De waarheid, de kracht van de vrede (8 dec 1979) De encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Rerum Novarum
Over kapitaal en arbeid
(15 mei 1891) heeft de ideologieën van de haat bestreden en de wegen aangewezen om het geweld en de wrok uit te bannen door middel van de rechtvaardigheid. Moge de herinnering aan die vreselijke gebeurtenissen het handelen leiden van alle mensen en in het bijzonder van hen die de volken regeren in deze tijd, waarin andere onrechtvaardigheden nieuwe haat voeden en zich aan de horizon nieuwe ideologieën aftekenen die het geweld verheerlijken.
De tweede factor van crisis is zeker de ondoelmatigheid van het economische systeem, die niet alleen gezien moet worden als een technisch probleem maar eerder als een gevolg van de schending van de rechten van de mens op initiatief, eigendom en vrijheid in de sector van de economie. Met dit aspect moet veder de culturele en nationale dimensie verbonden worden. Het is niet mogelijk de mens eenzijdig vanuit de economische sector te begrijpen en het is ook niet mogelijk hem eenvoudig op grond van het feit dat hij tot een bepaalde klasse behoort, te definiëren. De mens wordt op meer uitputtende wijze begrepen als hij geplaatst wordt in het kader van de cultuur door de taal, de geschiedenis en de posities die hij inneemt tegenover de fundamentele gebeurtenissen van het bestaan, zoals de geboorte, de liefde, de arbeid en de dood. In het centrum van iedere cultuur staat de houding die de mens aanneemt tegenover het grootste mysterie: het mysterie van God. De culturen van de verschillende naties zijn in wezen even vele wijzen om te antwoorden op de vraag aangaande de zin van het persoonlijke bestaan. Als deze vraag wordt geëlimineerd, worden de cultuur en het morele leven van de naties aangetast. Daarom heeft de strijd voor de verdediging van de arbeid zich spontaan verbonden met de strijd voor de cultuur en voor de nationale rechten.
De ware oorzaak van de vernieuwingen is echter de geestelijke leegte die het atheïsme opgeroepen heeft en die de jongere generaties richtingloos gelaten heeft en ze niet zelden bij het niet te onderdrukken zoeken van de eigen identiteit en van de zin van het leven gebracht heeft tot de herontdekking van de godsdienstige wortels van de cultuur van hun naties en van de persoon zelf van Christus, als existentieel passend antwoord op het verlangen naar het goede, de waarheid en het leven in het hart van ieder mens. Dit zoeken is aangemoedigd door het getuigenis van hen die in moeilijke omstandigheden en in de vervolging trouw gebleven zijn aan God. Het marxisme had beloofd de behoefte aan God uit het hart van de mens weg te rukken, maar de resultaten hebben aangetoond dat men daar niet in kan slagen zonder het hart te verstoren.
Kan men, terugkerend naar de beginvraag, soms zeggen dat na het echec van het communisme het kapitalisme het winnende maatschappelijke systeem is en dat de inspanningen van de landen die proberen hun economie en hun maatschappij weer op te bouwen, daarop gericht moeten zijn? Is dit soms het model dat men moet voorstellen aan de landen van de Derde Wereld die de weg zoeken van de echte economische en burgerlijke vooruitgang?
Het antwoord is natuurlijk complex. Als men “kapitalisme” als een economisch systeem aanduidt dat de fundamentele en positieve rol erkent van de onderneming, van de markt, van de privé-eigendom en van de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheid voor de productiemiddelen, van de vrije menselijke creativiteit op economisch gebied, dan is het antwoord zeker positief, al zou men misschien geschikter van “economie van de onderneming” of van “markteconomie” of eenvoudig van “vrije economie” kunnen spreken. Maar als men met “kapitalisme” een systeem bedoelt waarin de vrijheid in de sector van de economie niet geplaatst is in een stevig juridisch kader, dat haar ten dienste van de integrale menselijke vrijheid stelt en haar beschouwt als een afzonderlijke dimensie van deze vrijheid waarvan het centrum ethisch en godsdienstig is, dan is het antwoord beslist negatief.
De marxistische oplossing is mislukt, maar er blijven in de wereld verschijnselen van marginalisering en van uitbuiting, speciaal in de Derde Wereld alsmede verschijnselen van menselijke vervreemding, speciaal in de meest ontwikkelde landen, waartegen de Kerk haar stem krachtig verheft. Vele menigten leven nog steeds in situaties van grote materiële en morele ellende. De ineenstorting van het communistische systeem in vele landen verwijdert zeker een obstakel voor het aanpakken van deze problemen op geschikte en realistische wijze, maar volstaat niet om ze op te lossen. Er bestaat zelfs het risico dat zich een radicale ideologie van het kapitalistische type verspreidt die zelfs weigert rekening te houden met die problemen, omdat zij iedere poging om ze aan te pakken a priori tot mislukking gedoemd acht en de oplossing blindelings toevertrouwt aan de vrije ontwikkeling van de krachten van de markt.