H. Paus Johannes Paulus II - 1 mei 1991
De herdenking van de encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Rerum Novarum
Over kapitaal en arbeid
(15 mei 1891) zou niet adequaat zijn, als zij ook niet keek naar de huidige situatie. Reeds inhoudelijk leent het document zich voor zo’n beschouwing, omdat het historische kader en de verwachtingen die het schetst, in het licht van wat vervolgens gebeurd is, verassend juist blijken.
Dat is in het bijzonder bevestigd door de gebeurtenissen van de laatste maanden van het jaar 1989 en de eerste maanden van het jaar 1990. Deze gebeurtenissen en de radicale veranderingen die erop gevolgd zijn, kunnen slechts verklaard worden op grond van de voorafgaande situaties, die in zekere mate de kristallisatie of de institutionalisering waren van wat Leo XIII voorzien had, en van de steeds meer verontrustende signalen die zijn opvolgers opmerkten. Paus Leo voorzag inderdaad de negatieve gevolgen onder alle opzichten, politieke, sociale en economische, van een ordening van de maatschappij zoals voorgesteld door het "socialisme", dat toen in het stadium van een sociale filosofie en van een min of meer gestructureerde beweging verkeerde. Men zou zich kunnen verwonderen over het feit dat de Paus de kritiek op de oplossingen die voor het "arbeidersvraagstuk" gegeven werden, begon bij het "socialisme", toen het nog niet optrad in de vorm van een sterke en krachtige staat met alle beschikbare hulpmiddelen, zoals later gebeurde. Hij schatte echter nauwkeurig het gevaar dat de aantrekkelijke voorstelling van een even eenvoudige als radicale oplossing voor het arbeidersvraagstuk van toen vertegenwoordigde voor de massa’s. Dat blijkt des te meer waar als het gezien wordt in relatie met de beangstigende toestand van onrechtvaardigheid waarin de proletarische massa’s verkeerden in de pas geïndustrialiseerde landen.
Hier moeten twee zaken benadrukt worden; enerzijds de grote helderheid waarmee de werkelijke conditie van de proletariërs, mannen, vrouwen en kinderen, in heel haar wreedheid werd waargenomen; anderzijds de niet geringe helderheid waarmee het kwaad onderscheiden werd van een oplossing die onder de schijn van een omkering van de posities van armen en rijken in werkelijkheid ten koste ging van de degenen die zij zich voornam te helpen. Het geneesmiddel zou zo erger blijken dan de kwaal. Door aan te geven dat de natuur van het "socialisme" van zijn tijd gelegen was in de onderdrukking van het privé-bezit kwam Leo XIII tot de kern van het vraagstuk.
Zijn woorden verdienen met aandacht herlezen te worden. ''Om die kwaad (de onrechtvaardige verdeling van de rijkdommen en de ellende van de proletariërs) te verhelpen verwekken de socialisten bij de armen afgunst tegen de rijken en beweren zij dat het privé-bezit afgeschaft moet worden en in plaats daarvan de goederen van de enkelingen aan allen gemeenschappelijk moeten worden (...). Deze theorie is echter niet alleen ongeschikt om het vraagstuk op te lossen, maar benadeelt de arbeiders zelf en is bovendien zeer onrechtvaardig, aangezien zij de wettige eigenaars geweld aandoet, verkeerde taken aan de staat toekent en volslagen verwarring brengt in de maatschappij". Paus Leo XIII, Encycliek, Over kapitaal en arbeid, Rerum Novarum (15 mei 1891), 3 Men zou niet beter het kwaad kunnen aanduiden dat de invoering van dit type socialisme als staatssysteem gebracht heeft: het type dat de naam kreeg van "reëel socialisme".