
Paus Benedictus XVI - 3 mei 2009
Dierbare broeders en zusters!
Volgens een mooie gewoonte komen op de Zondag “van de Goede Herder” de Bisschop van Rome en zijn priesters samen voor de wijding van de nieuwe priesters van het bisdom. Dit is telkens weer een grote gave van God; het is Zijn genade! Laten we daarom in ons een diep gevoelen van geloof en erkentelijkheid opwekken tijdens de beleving van deze viering vandaag. Daarom is het mij een genoegen om kardinaal-vicaris Agostino Vallini, de hulpbisschoppen en de andere broeders in het bisschopsambt en het priesterschap te begroeten, met een bijzondere genegenheid voor jullie, dierbare diakenkandidaten voor het priesterschap, tezamen met jullie families en vrienden. Het Woord van God dat wij hebben beluisterd biedt ons overvloedige elementen van meditatie; ik zal er slechts enkele vermelden zodat het Woord van God een ondoofbaar licht mag werpen op jullie levensweg en dienstambt.
“Deze Jezus is de steen ... geen andere Naam onder de hemel is er waarin wij gered zijn” (Hand. 4, 11-12). In het deel van de Handelingen der Apostelen – de eerste lezing – treft ons en stemt ons deze bijzondere ‘homonymie’ tussen Petrus en Jezus tot nadenken: Petrus, die zijn nieuwe naam van Jezus zelf ontvangen heeft, bevestigt hier dat Hij het is, Jezus, die de “steen” is. Inderdaad, de enige ware rots is Jezus. De enige naam die redding brengt is Zijn naam. De apostel – en dus de priester – ontvangt de eigen “naam”, d.w.z. de eigen identiteit, van Christus. Alles wat hij doet, doet hij in Zijn naam. Zijn ‘ik’ wordt helemaal verbonden met het ‘ik’ van Jezus. In de naam van Christus – en zeker niet in zijn eigen naam – kan de apostel tekenen van genezing stellen bij de broeders, kan hij de ‘zieken’ helpen om op te staan en hun weg verder te zetten. Vgl. Hand. 4, 10 In het geval van Petrus laat het wonder, dat even tevoren is verricht geworden, dit bijzonder duidelijk zien. En ook de verwijzing naar wat de psalm zegt is van wezenlijk belang: “De steen, door de bouwlieden niets waard geacht, is tot hoeksteen geworden” (Ps. 118, 22). Jezus werd “niets waard geacht”, maar de Vader heeft Hem uitverkoren en tot grondslag van de tijd van het Nieuwe Verbond gemaakt. Zo ervaart ook op zijn beurt de apostel, net zoals de priester, het kruis en enkel door het kruis wordt hij werkelijk tot nut van de opbouw van de Kerk. God houdt ervan Zijn Kerk op te bouwen met personen die, door Jezus te volgen, geheel hun vertrouwen in God stellen, zoals dezelfde psalm zegt:
“Het is beter zijn toevlucht te nemen tot de Heer
dan in de mens te vertrouwen.
Het is beter zijn toevlucht te nemen bij de Heer
dan te vertrouwen in de machtigen” (Ps. 118, 8-9)
Hier is het nodig om een feitelijke realiteit onder ogen te nemen, namelijk dat deze ‘wereld’ – steeds in de evangelische betekenis van het woord – ook de Kerk belaagt en haar leden en diezelfde gewijde dienaren besmet. De ‘wereld’ is een mentaliteit, een wijze van denken en leven die ook de Kerk kan bezoedelen en in feite ook doet; en dus vereist dit een constante waakzaamheid en zuivering. Totdat God zich niet volledig zal getoond hebben, zijn ook zijn kinderen nog niet volledig “gelijk aan Hem” (1 Joh. 3, 2). Wij zijn “in” de wereld en wij riskeren ook “van” de wereld te zijn. En in feite zijn wij dit soms ook. Daarom heeft Jezus aan het einde niet voor de wereld gebeden, maar voor zijn leerlingen opdat de Vader hen zou beschermen tegen het kwaad en zij vrij zouden zijn en onderscheiden van de wereld, alhoewel ze in de wereld leven. Vgl. Joh. 17, 9.15 Op dat moment, aan het einde van het Laatste Avondmaal, heeft Jezus het wijdingsgebed voor de apostelen en voor al zijn leerlingen van alle tijden opgeheven tot de Vader toen Hij zei: “Wijdt hen U toe in waarheid” (Joh. 17, 17). En hij voegde eraan toe: “omwille van hen wijd Ik Mij aan U, opdat ook zij in waarheid aan U toegewijd mogen zijn” (Joh. 17, 19). Bij deze woorden van Jezus ben ik blijven stilstaan tijdens de homilie van de Chrisma-mis, de afgelopen Witte Donderdag. Vandaag verenig ik mij opnieuw met deze reflectie en verwijs ik naar het Evangelie van de Goede Herder, waar Jezus verklaart: “Ik geef mijn leven voor de schapen”. Vgl. Joh. 10, 15.17.18