• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

BIDT VEEL EN GOED
tijdens de H. Mis en Priesterwijding in de Sint Pieter van 19 diakens van het bisdom Rome

Dierbare broeders en zusters!

Volgens een mooie gewoonte komen op de Zondag “van de Goede Herder” de Bisschop van Rome en zijn priesters samen voor de wijding van de nieuwe priesters van het bisdom. Dit is telkens weer een grote gave van God; het is Zijn genade! Laten we daarom in ons een diep gevoelen van geloof en erkentelijkheid opwekken tijdens de beleving van deze viering vandaag. Daarom is het mij een genoegen om kardinaal-vicaris Agostino Vallini, de hulpbisschoppen en de andere broeders in het bisschopsambt en het priesterschap te begroeten, met een bijzondere genegenheid voor jullie, dierbare diakenkandidaten voor het priesterschap, tezamen met jullie families en vrienden. Het Woord van God dat wij hebben beluisterd biedt ons overvloedige elementen van meditatie; ik zal er slechts enkele vermelden zodat het Woord van God een ondoofbaar licht mag werpen op jullie levensweg en dienstambt.

“Deze Jezus is de steen ... geen andere Naam onder de hemel is er waarin wij gered zijn” (Hand. 4, 11-12). In het deel van de Handelingen der Apostelen – de eerste lezing – treft ons en stemt ons deze bijzondere ‘homonymie’ tussen Petrus en Jezus tot nadenken: Petrus, die zijn nieuwe naam van Jezus zelf ontvangen heeft, bevestigt hier dat Hij het is, Jezus, die de “steen” is. Inderdaad, de enige ware rots is Jezus. De enige naam die redding brengt is Zijn naam. De apostel – en dus de priester – ontvangt de eigen “naam”, d.w.z. de eigen identiteit, van Christus. Alles wat hij doet, doet hij in Zijn naam. Zijn ‘ik’ wordt helemaal verbonden met het ‘ik’ van Jezus. In de naam van Christus – en zeker niet in zijn eigen naam – kan de apostel tekenen van genezing stellen bij de broeders, kan hij de ‘zieken’ helpen om op te staan en hun weg verder te zetten. Vgl. Hand. 4, 10 In het geval van Petrus laat het wonder, dat even tevoren is verricht geworden, dit bijzonder duidelijk zien. En ook de verwijzing naar wat de psalm zegt is van wezenlijk belang: “De steen, door de bouwlieden niets waard geacht, is tot hoeksteen geworden” (Ps. 118, 22). Jezus werd “niets waard geacht”, maar de Vader heeft Hem uitverkoren en tot grondslag van de tijd van het Nieuwe Verbond gemaakt. Zo ervaart ook op zijn beurt de apostel, net zoals de priester, het kruis en enkel door het kruis wordt hij werkelijk tot nut van de opbouw van de Kerk. God houdt ervan Zijn Kerk op te bouwen met personen die, door Jezus te volgen, geheel hun vertrouwen in God stellen, zoals dezelfde psalm zegt:

“Het is beter zijn toevlucht te nemen tot de Heer
dan in de mens te vertrouwen.
Het is beter zijn toevlucht te nemen bij de Heer
dan te vertrouwen in de machtigen” (Ps. 118, 8-9)

Aan de leerling valt hetzelfde lot ten deel als aan de Meester, die uiteindelijk het lot is dat geschreven staat in de wil zelf van God de Vader! Jezus belijdt dit aan het einde van zijn leven, in het grote ‘priesterlijk’ gebed: “Rechtvaardige Vader, al heeft de wereld U niet erkend, Ik heb U erkend” (Joh. 17, 25). Ook voordien had hij dit reeds bevestigd: “Niemand kent de Vader tenzij de Zoon (Mt. 11, 27). Jezus heeft zelf de weigering van God door een deel van de wereld ervaren, het onbegrip, de onverschilligheid, de vertekening van het gelaat van God. En Jezus heeft het ‘getuigenis’ aan zijn leerlingen doorgegeven: “Ik – zo belijdt hij nog in het gebed aan de Vader – heb hun Uw naam doen kennen en Ik zal dit blijven doen, opdat de liefde waarmee Gij Mij hebt liefgehad, in hen moge zijn en Ik in hen.” (Joh. 17, 26). Daarom ervaart de leerling – en in het bijzonder de apostel – dezelfde vreugde van Jezus in het kennen van de naam en het gelaat van de Vader; en daarom deelt hij ook in hetzelfde lijden wanneer hij ziet dat God niet gekend wordt, dat zijn liefde niet beantwoordt wordt. Enerzijds roepen wij uit zoals Johannes in zijn Eerste Brief: “Hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft!”; anderzijds stellen wij met bitterheid vast: “De wereld begrijpt ons niet, en ze kent ons niet, omdat zij Hem niet heeft erkend” (1 Joh. 3, 1). Waarlijk, en wij priesters ervaren dit: de ‘wereld’ – in de johanneïsche betekenis van het woord – begrijpt de christen niet, begrijpt de dienaren van het Evangelie niet. Gedeeltelijk omdat inderdaad de wereld God niet kent, gedeeltelijk omdat het God niet wil kennen. De wereld wil God niet kennen en niet luisteren naar zijn dienaren omdat dit de wereld in crisis zou brengen.

Hier is het nodig om een feitelijke realiteit onder ogen te nemen, namelijk dat deze ‘wereld’ – steeds in de evangelische betekenis van het woord – ook de Kerk belaagt en haar leden en diezelfde gewijde dienaren besmet. De ‘wereld’ is een mentaliteit, een wijze van denken en leven die ook de Kerk kan bezoedelen en in feite ook doet; en dus vereist dit een constante waakzaamheid en zuivering. Totdat God zich niet volledig zal getoond hebben, zijn ook zijn kinderen nog niet volledig “gelijk aan Hem” (1 Joh. 3, 2). Wij zijn “in” de wereld en wij riskeren ook “van” de wereld te zijn. En in feite zijn wij dit soms ook. Daarom heeft Jezus aan het einde niet voor de wereld gebeden, maar voor zijn leerlingen opdat de Vader hen zou beschermen tegen het kwaad en zij vrij zouden zijn en onderscheiden van de wereld, alhoewel ze in de wereld leven. Vgl. Joh. 17, 9.15 Op dat moment, aan het einde van het Laatste Avondmaal, heeft Jezus het wijdingsgebed voor de apostelen en voor al zijn leerlingen van alle tijden opgeheven tot de Vader toen Hij zei: “Wijdt hen U toe in waarheid” (Joh. 17, 17). En hij voegde eraan toe: “omwille van hen wijd Ik Mij aan U, opdat ook zij in waarheid aan U toegewijd mogen zijn” (Joh. 17, 19). Bij deze woorden van Jezus ben ik blijven stilstaan tijdens de homilie van de Chrisma-mis, de afgelopen Witte Donderdag. Vandaag verenig ik mij opnieuw met deze reflectie en verwijs ik naar het Evangelie van de Goede Herder, waar Jezus verklaart: “Ik geef mijn leven voor de schapen”. Vgl. Joh. 10, 15.17.18

Priester worden, in de Kerk, betekent binnentreden in deze zelfgave van Christus door middel van het Sacrament van de Wijding; er binnentreden met geheel zichzelf. Jezus heeft Zijn leven gegeven voor allen, maar op bijzondere wijze heeft Hij zich toegewijd aan diegenen die de Vader Hem had gegeven opdat zij zouden toegewijd zijn in de waarheid, dus in Hem, en opdat zij zouden kunnen spreken en handelen in Zijn naam, Hem tegenwoordig stellen, Zijn heilbrengende daden voortzetten: het Brood van het leven breken en de zonden vergeven. Op deze wijze heeft de Goede Herder Zijn leven gegeven voor alle schapen, maar Hij gaf en geeft Zijn leven op bijzondere wijze aan hen die Hijzelf “met voorliefde” Prefatie van de Chrisma-mis heeft geroepen en roept om Hem te volgen op de weg van de pastorale dienst. Op uitzonderlijke wijze heeft Jezus vervolgens voor Simon Petrus gebeden en heeft Hij zich geofferd voor hem omdat Hij Petrus op een dag, aan de oevers van het meer van Tiberias, moest zeggen: “Wijdt mijn schapen” (Joh. 21, 16-17). Op analoge wijze is elke priester de bestemmeling van een persoonlijk gebed van Christus en van zijn eigen offer en enkel als zodanig is de priester in staat om met Hem samen te werken in het wijden van de kudde die geheel en enkel aan de Heer toebehoort.
Hier zou ik een punt willen aanraken dat mij bijzonder nauw aan het hart ligt: het gebed en het verband tussen het gebed en het dienstwerk. We hebben gezien dat ‘priester gewijd-zijn’ betekent op sacramentele en existentiële wijze binnengaan in het gebed van Christus voor de “zijnen”. Hieruit volgt voor ons priesters een bijzondere roeping tot het gebed, en dit in een sterk christocentrische betekenis: wij zijn dus geroepen om in Christus te “blijven” - zoals de evangelist Johannes graag herhaalt Vgl. Joh. 1, 35-39 Vgl. Joh. 15, 4-10 – en dit verwerkelijkt men vooral in het gebed. Ons dienstwerk is geheel verbonden met dit “blijven” dat niets anders is dan bidden. Hierdoor wordt ons dienstwerk doeltreffend. Vanuit dit perspectief moeten wij denken aan de verschillende vormen van gebed van een priester, eerst en vooral de dagelijkse Heilige Mis. De viering van de Eucharistie is de grootste en hoogst act van gebed en vormt het centrum en de bron vanwaar ook alle andere vormen hun ‘levenssap’ verkrijgen: het Getijdengebed, de eucharistische aanbidding, de lectio divina, de Heilige Rozenkrans, de meditatie. Al deze uitdrukkingen van gebed hebben hun centrum in de Eucharistie en maken inderdaad dat in de dag van de priester en in geheel zijn leven, de woorden van Jezus werkelijkheid worden: “Ik ben de goede herder, ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij, zoals de Vader mij kent en ik de Vader ken en ik geef mijn leven voor de schapen” (Joh. 10, 14-15). In feite is dit “kennen” en “gekend zijn” in Christus en, middels Hem, in de Allerheiligste Drie-eenheid, niets anders de meest ware en meeste diepe werkelijkheid van het gebed. De priester die veel en goed bidt, wordt steeds meer van zichzelf ontdaan en steeds meer verenigd met Jezus, de Goede Herder en Dienaar van de broeders. Overeenkomstig met Hem, “geeft” ook de priesters “het leven” voor de schapen die hem zijn toevertrouwd. Niemand neemt het leven van hem weg: hij offert het uit zichzelf, in eenheid met de Heer Christus, die de macht heeft zijn leven te geven en de macht het terug op te nemen, niet enkel voor zichzelf maar ook voor zijn vrienden, die met Hem verbonden zijn door het Sacrament van de Wijding. Zo wordt het eigen leven van Christus, Lam en Herder, meegedeeld aan geheel de kudde, door middel van de gewijde dienaren.
Dierbare diakens, moge de Heilige Geest dit goddelijke Woord, dat ik kort becommentarieerd heb, in uw harten drukken opdat het overvloedige en blijvende vruchten zou voortbrengen. Dit vragen wij op voorspraak van de heilige apostelen Petrus en Paulus en van de heilige Johannes Maria Vianney, de Pastoor van Ars, onder wiens bescherming ik het komende Jaar van de Priester heb gesteld. Kijk in elke omstandigheid van jullie leven naar hem, de ster van jullie priesterschap. Zoals aan de dienaren van de bruiloft te Kana, zo herhaalt ook Maria tot jullie: “Doet maar wat Hij u zeggen zal” (Joh. 2, 5). Wees, in de school van de Maagd, altijd mannen van gebed en dienstwerk om zo, in de trouwe uitoefening van jullie dienstambt, heilige priesters te worden naar het hart van God.

Document

Naam: BIDT VEEL EN GOED
tijdens de H. Mis en Priesterwijding in de Sint Pieter van 19 diakens van het bisdom Rome
Soort: Paus Benedictus XVI - Homilie
Auteur: Paus Benedictus XVI
Datum: 3 mei 2009
Copyrights: © 2009, Libreria Editrice Vaticana
Vertaling: Jörgen Vijgen; alineaverdeling en -nummering: redactie
Bewerkt: 18 oktober 2020

Referenties naar dit document

 
Geen documenten gevonden!
 
Geen berichten gevonden!

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2023, Stg. InterKerk, Schiedam, test