
Paus Benedictus XVI - 19 april 2009
Aan u hier aanwezig en aan hen die met u verenigd zijn langs radio en televisie, hernieuw ik uit heel mijn hart opnieuw mijn vurige Paaswensen op deze zondag die het octaaf van Pasen afsluit. In dit klimaat van vreugde die voortkomt uit het geloof in de verrezen Christus, wens ik vervolgens iedereen van harte te danken – en ze zijn echt zeer talrijk – die mij in deze dagen een teken wilden geven van genegenheid en spirituele nabijheid, zowel voor het Paasfeest als voor mijn verjaardag op 16 april, als voor de vierde verjaardag van mijn verkiezing op de Stoel van Petrus, die precies op deze dag valt. Ik dank de Heer voor zoveel eensgezinde genegenheid. Zoals ik onlangs de gelegenheid had te zeggen, voel ik mij nooit alleen. Deze week, die voor de liturgie als één dag is, heb ik nog meer de gemeenschap ervaren die mij omringt en steunt: een geestelijke solidariteit, vooral gevoed door gebed, die op duizenden manieren geuit wordt. Te beginnen met mijn medewerkers van de Romeinse Curie tot en met de parochies die geografisch gezien, het meest veraf liggen, vormen wij, katholieken, één enkele familie en zo moeten wij ons ook voelen, bezield door dezelfde gevoelens als de eerste christengemeenschap waarover de Handelingen van de Apostelen spreken en waaruit deze zondag de tekst gelezen wordt: “De menigte die het geloof had aangenomen, was één van hart en ziel” (Hand. 4, 32).
Vervolgens herinnerde de Paus aan de Conferentie van de Verenigde Naties over racisme, in Genève, die op 20 april begon:
Morgen begint in Genève de Conferentie die de Verklaring van Durban van 2001 onderzoekt tegen racisme, racistische discriminatie, xenofobie Red.: vrees voor al wat vreemd is, hier: vrees voor vreemdelingen, vreemdelingenhaat en de onverdraagzaamheid die ermee gepaard gaat. Het is een belangrijk initiatief want ook vandaag constateert men, ondanks de lessen van de geschiedenis, betreurenswaardige fenomenen. De “Verklaring van Durban” erkent dat “alle volken en personen één enkele en dezelfde mensenfamilie vormen, rijk in haar verscheidenheid. Zij hebben bijgedragen tot de vooruitgang van de beschaving en de culturen die het gemeenschappelijk patrimonium van de mensheid uitmaken ... De bevordering van tolerantie, pluralisme en respect kunnen leiden tot minder exclusieve samenlevingen”. Uitgaande vanuit deze stelling, wordt een besliste en concrete actie gevraagd op nationaal en internationaal vlak, om iedere vorm van discriminatie en onverdraagzaamheid te voorkomen en uit de weg te ruimen. In het bijzonder, is een ruim educatief werk nodig, dat de waardigheid van de mens hooghoudt en zijn fundamentele rechten waarborgt. Wat de Kerk betreft, zij benadrukt opnieuw dat de erkenning van de waardigheid van de mens, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, een referentie voor dit engagement kan zijn. Uit deze afkomst ontspruit namelijk een gemeenschappelijke bestemming van de mensheid, die in ieder en in allen een diepe zin voor solidariteit en verantwoordelijkheid zou moeten opwekken. Het is mijn oprechte wens dat de afgevaardigden die aan de Conferentie in Genève deelnemen, samenwerken in een geest van dialoog en wederzijdse aanvaarding, om een einde te stellen aan iedere vorm van racisme, discriminatie en onverdraagzaamheid, zodat zij aldus een fundamentele stap voorwaarts zetten ter bevestiging van de universele waarde van de waardigheid en de rechten van de mens, in een horizon van respect en rechtvaardigheid voor iedere mens en ieder volk.