H. Paus Johannes Paulus II - 10 juni 2004
Het evangelie dat wij zojuist hebben beluisterd (Lc. 9, 11b-17, Sacramentsdag jaar C) geeft een goed beeld van de innige band die er is tussen de Eucharistie en deze universele zending van de Kerk. Christus, "levend brood dat uit de hemel is neergedaald" (Joh. 6, 51) vgl. de Acclamatie bij het Evangelie is de Enige die de honger kan verzadigen van de mens van iedere tijd en van overal ter wereld.
Hij wil dat echter niet alleen doen en betrekt er dan ook, net als bij de broodvermenigvuldiging, de leerlingen bij: "Hij nam de vijf broden en de twee vissen, sloeg de ogen ten hemel, sprak de zegen er over uit, brak ze en gaf ze aan zijn leerlingen om ze aan de menigte voor te zetten" (Lc. 9, 16). Dit wondere teken is een beeld van het veel grotere mysterie van liefde dat elke dag wordt vernieuwd in de heilige Mis: door middel van de gewijde bedienaars, geeft Christus zijn Lichaam en zijn Bloed voor het leven van de mensheid. En allen die zich op waardige wijzen voeden aan zijn tafel, worden levende instrumenten van zijn liefdevolle, barmhartige en vredegevende aanwezigheid.