In onze dagen lijkt het vasten aan geestelijke betekenis verloren te hebben; in een cultuur die gekenmerkt wordt door het najagen van materiële welvaart wordt er eerder waarde aan toegekend als therapeutische maatregel ten behoeve van het lichaam. Vasten is zeker goed voor de lichamelijke gezondheid; voor de gelovigen is het echter op de eerste plaats een “therapie” om alles te genezen dat hen verhindert Gods wil te aanvaarden. In de Apostolische Constitutie
H. Paus Paulus VI - Apostolische Constitutie
Paenitemini
Over de hernieuwing van de kerkelijke boetepraktijk
(17 februari 1966) van 1966 deelde de Dienaar Gods Paulus VI het vasten in bij de roeping van iedere Christen, de roeping die erin bestaat “niet meer voor zichzelf (te) leven, maar voor Hem die hem heeft liefgehad en Zichzelf voor hem heeft overgeleverd, evenals (...) voor de broeders en zusters”
Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, Over de hernieuwing van de kerkelijke boetepraktijk, Paenitemini (17 feb 1966). hfdst. 1. De Veertigdagentijd zou een passende gelegenheid kunnen zijn de normen van de genoemde
H. Paus Paulus VI - Apostolische Constitutie
Paenitemini
Over de hernieuwing van de kerkelijke boetepraktijk
(17 februari 1966) weer op te pakken en zo de ware en blijvende betekenis van deze oude boetepraktijk weer op waarde te schatten. Die kan ons helpen onze zelfzucht te beteugelen en ons hart te openen voor de liefde tot God en de naaste, voor het eerste en voornaamste Gebod van de nieuwe Wet, de samenvatting van het hele evangelie (
Mt. 22, 34-40).Bovendien draagt de vastberaden vastenpraktijk ertoe bij lichaam en ziel van de mens tot meer eenheid te brengen, de zonde te vermijden en te groeien in vertrouwelijkheid met God. De heilige Augustinus, die zijn slechte neigingen maar al te goed kende en ernaar verlangde dat “dat vreemd gekronkelde, alleringewikkeldste kluwen” ontward zou worden
H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. II, 10.18, schreef in zijn verhandeling over het belang van het vasten
H. Augustinus, De utilitate ieiunii: “Zeker, ik kastijd mijzelf, opdat Hij mij moge sparen; ik leg mijzelf boetedoeningen op, opdat ik Hem, de Almachtige, vreugde mag bereiden”
H. Augustinus, De utilitate ieiunii. Sermones 400, 3,3: PL 40, 708. Afzien van stoffelijke spijs, die het lichaam voedt, bevordert de innerlijke bereidheid naar Christus te luisteren en zich te verzadigen met Zijn reddend woord. Ons vasten en gebed stellen Hem in staat de dieperliggende honger te stillen, die wij in ons diepste innerlijk ervaren: de honger en dorst naar God.